Opwaartsche Wegen. Jaargang 17(1939-1940)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Niek Verhaagen Jozef bij het kruis Kon ik U zien als kind, dan zou ik tot U spreken de warme woorden van een vriend'lijk man, ik nam U bij de hand, ik bracht U bij de beken van ons klein cederbos en ik vertelde U van dit wonderlijk domein - dat ik heb vergeleken bij 't oude paradijs - waar Gij zoudt spelen dan...... Maar ach, ik heb te veel, te lang naar U gekeken, dan dat ik ooit in U het kind hervinden kan. Hoe zijt Gij nog een droom? Hoe zijt gij nog een teken van teerheid die opeens mijn wereld binnenkwam? Gij zijt zo ver van mij, zo ver van mij gebleken toen men Uw laatst bezit, Uw mantel, U ontnam. En als zij straks Uw beenderen gaan breken dan zijt Gij gans en al het kind dat mij ontkwam. Vorige Volgende