| |
| |
| |
[Gedichten van Gerrit Achterberg]
Gerrit Achterberg.
Graalridder
Uit mij wordt opgeborgen,
dat ik mij voor den morgen
tijd en dood liggen egaal
dwalende door mijn zonden,
heb ik den graal gevonden
van Zijn laatste Avondmaal.
voor dieven, hoeren, honden,
moordenaars altemaal......,
...... en mij zelve in het bijzonder.
| |
| |
| |
Gerrit Achterberg.
Ambacht
met liefde's eeuwigheden,
des lichaams moesten blusschen
| |
| |
| |
Gerrit Achterberg.
Misgeboorte
en liederen worden aas voor honden.
| |
| |
| |
Gerrit Achterberg.
Surplus
Surplus van liefde, waar moet gij nu heen?
en in de morgenstonden...... ween.
Maar neen, laat nog de ziel vermoeden,
achter den horizon van steen,
het landschap dat niet kan verbloeden
omdat het ligt te spiegelen.
| |
| |
| |
Gerrit Achterberg.
Henry Rousseau
Met bladeren gebouwd tot op den grond
dit oerwoud, openingen blijken
oogen van tijgers die bekijken,
hoe groote vreemde bloemen prijken
boven een vrouwenlichaam, dat ontstond
uit stilte en eensgezindheid tusschen rijken
die deze schilder weer verbond:
en zoo het paradijs hervond.
O meesterhand. O godgelijke.
| |
| |
| |
Gerrit Achterberg.
Liefde
ver van uw zoete alkoven.
Ver van 't zich veroorloven
| |
| |
En zoo ik mij nog vergis,
dit lichaam, puur en wit,
Wil ons niet gansch berooven.
maar blijve het zwart op wit
in dit onsterfelijk lied,
dat gij hebt toegeschoven
den steen van deze strophen;
dat gij dit lied zijt. Dit.
|
|