Opwaartsche Wegen. Jaargang 14(1936-1937)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 366] [p. 366] Roel Houwink Afscheid O, dat uw jeugd zoo toomloos mij moest haten, dat gij niet meer een vriendenwoord verstondt! Wat mocht bij dit hooghartig neen nog baten tegen den bittren wrok van uwen mond? Zoo heb ik u met smart alleen gelaten en losgemaakt wat ons in vriendschap bond, maar vraag niet, dat ook ik u nu zal haten, die weet: wij staan geworteld in denzelfden grond. Want, dichter, 't zelfde werk roept onze handen en, in den spiegel, schouw ons eender lot van smalle kaarsen, die aan weerszij branden naar 't vlammend Aanschijn van den Eénen God. Vorige Volgende