C. Rijnsdorp
Een dramatisch moralist
(J.K. van Eerbeek)
......‘Hij zat te kijken. Er schoot zulk een hoog opgetuigde nieuwsgierigheid in hem op...... Hij keek naar de menschen, die God geschapen had, ademloos volgde hij hun bewegingen...... hij hoorde van het stuk niets’.
...... ‘Beschroomd en weetgierig als een schooljongen zat hij daar te kijken...... hij wou toen al een nieuwe conclusie maken over de menschen. God, zijn zoo de menschen dus, bad hij. Bevend als een onderzoeker, die weet, dat hij voor een allerlaatste experiment staat, zoo stond hij bevend op die plaats, die hij moest innemen in zijn gedachten om een ingeving te ontvangen’. (Gesloten Grenzen, pag. 206).
De ‘hij’ uit deze passages is Derk Jan de Rapper, de hoofdfiguur van ‘Gesloten Grenzen’, maar in laatste instantie is het de schrijver zelf, die hier het geestelijk uitgangspunt van zijn werk heeft aangegeven. Een ‘hoog opgetuigde nieuwsgierigheid’, verwondering, verbazing ten opzichte van het zóó zijn van de menschen, die al dadelijk leidt tot een gespannen toezien, een ademloos waarnemen van hun bewegingen en gedragingen.
Op deze wijze krijgt elke aanraking het karakter van een confrontatie. De auteur plaatst zich van aangezicht tot aangezicht met het wereldje, dat hij in zijn boek afbeeldt en in dat wereldje van zijn boek gehoorzaamt ook alles aan die wet - plaatst zich mensch tegenover mensch, mensch tegenover natuur, mensch tegenover God. Front tegen front. Het is duidelijk, dat dit moet leiden tot dramatische situaties. Menschen staan tegenover elkaar in de spanning van hun verschillende geaardheid - hun aandriften botsen op elkaar. Of een mensch staat tegenover de natuur en tracht haar wezen te peilen, of roept om een antwoord (pag. 177). Of ‘God pakt hem bij het nekvel om zoo te zeggen’ (pag. 181) en het is vaak een ‘gespannen toestand’ tusschen hen.
Maar het is even duidelijk, dat deze dramatische aanzetten, of sterker, deze dramatische inslag niet tot vrije en zuivere dramatiek kan leiden. De grondhouding van den auteur is die van nieuwsgierigheid, verbazing, verwondering. Hij stelt te veel belang in hen om vrij met ze te spelen. Hij is te zeer geïnteresseerd bij de uitslag van het onderzoek. Hij wil de wereld en de menschen leeren kennen en beschrijft ze daarom. En hij is naïef genoeg om te meenen, dat de lezer diezelfde grondhouding aanneemt als hijzelf en dus belangstelling heeft voor, ja recht op mededeeling van resultaten. Zoo ontstaat dat moraliseerend element in zijn werk, dat praten met den lezer, dien hij een litterair compagnonschap opdringt.
Wat zit achter dit alles? Eenzaamheid.