Willem de Mérode 25 jaar dichter
Wanneer een dichter 25 jaar achtereen zijn verzen heeft overgegeven, dan is daar ook niets meer in dat leven verborgen gebleven, dat niet naar buiten is gekomen.
‘Daar is geen ding, dat ik voor mij behield’.
Dit leven is een lange biecht geworden. Een zoeken en tasten langs vele wegen. Een onrust en worstelen om vrede. Een zwerven langs moeilijke en donkere paden, om terug te gaan, naar wat verlaten was. Daar zijn jaren voorbijgegaan, ‘in allen nood en bitterheid’. Er viel een kruis-schaduw over zijn weg. Als een gehavende heeft hij gehuiverd om verder te gaan.
‘Wat ben ik ver gegaan, wat heb ik véél gezworven
Mij heugt niet meer 't begin, noch 't doel van dezen tocht.
En 'k hunker, (die ik min, zijn reeds voorlang gestorven,)
Naar de benauwenis der laatste ademtocht’.
Al maar zoeken, ‘vergetelheid en rust, en zonde en zorgloos leven’.
Er zijn bundels kwatrijnen verschenen, die ik altijd heb gezien, als een angstig handenwringen, waaruit ontzaglijke gebeden opstijgen. Worstelen, om eindelijke genade. Dat leven moest gebroken worden. En het is gebroken. En het is gevallen bij het Kruis.
Nu is hij in 's levens loopgraaf oud geworden, maar zijn ziel ligt geknield op den drempel van Gods huis. Zijn eindelijke doel.
Over zijn verzen is nu gekomen de gouden verheuging, om de stille. Goddelijke, gestadige trouw.
* * *
Dit was de verloren zoon. Maar er is blijdschap geweest, voor de engelen Gods.
Immers is 't zoo, dat het hart dat niet zwierf nimmer thuis kan komen.
In dit zwerven en thuis komen is het leven van dezen dichter geteekend. Hij was verloren en is gevonden, deze was dood en is weder levend geworden.
't Is niet moeilijk het leven en de groei in zijn werk te ontdekken.
Reeds in de eerste bundel - dat is nu 25 jaar geleden - toen zijn tocht begon, in ‘Ge-