Opwaartsche Wegen. Jaargang 14(1936-1937)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Opwaartsche Wegen 1936] [Gedichten] W.E. den Hertog Offer Een offer is niet: wierookgeur uit gouden kaar, noch 't heffen van den zilveren pateen; en niet de gift van goed en gul gebaar, noch 't vroom gedenke aan lieven van voorheen. Een offer is: Godzelf, die zich ons gaf, geteisterd lijk gespannen op de lucht, zìjn droeve gang naar het gespalkte graf, zijn willig bukken in doods bitse tucht. Een offer is: onder 't gescheurde buis het trotse hart, dat Gods genade vraagt; de stugge schouder, die doorschaafd van 't kruis, toch met zijn armoe de uitgeputte schraagt. Een offer is: door God gebroken zijn tot de bereidheid van het laatste bloed...... Ach wijs mij Heer! hoe telkenkere mijn weerspannig leven zich U off'ren moet. [pagina 2] [p. 2] W.E. den Hertog God in het midden Wij spraken veel loze woorden, rammelende gebeden, voor U neergeteld als op een marmertoonbank geld, hoopten nog dat Gij verhoorde. Wij zeiden ook kwistig U dank, - klatergoud voor karaten - dede of we niet hoorden in hiaten echo's van valse klank. Gij kwaamt, wijl wij riepen: Verstomd, beeft in ons stuntelig gebaar de felle schrik voor de waar- heid, die wij laf ontliepen...... Maar Uw wonder geschiedt in on salbekennend zwijgen: dat wij 't gerechte vonnis niet krijgen...... Gij zijt, een lied, langs ons gestreken. Wij luisteren stilontroerd en klein, hoe G' openbreekt het groot geheim: Uw spreken. Vorige Volgende