Boekbespreking
Terug tot Ina Damman, door S. Vestdijk. Uitg. N.V. Nijgh & v. Ditmar, Rotterdam 1934.
Wie er erg op heeft dat deze roman tot ondertitel draagt ‘de geschiedenis eener jeugdliefde’ kan mogelijk menen dat hij kans heeft zich te verstrooien met een ‘aardig’ verhaal. Maar dan vergist men zich. Deze geschiedenis is allesbehalve ‘aardig’, ze is bijna navrant. Maar ik moet er bij zeggen, ze maakt de indruk, dat ze volkomen eerlijk is in deze geaardheid. Dit romandebuut van Vestdijk wekt gevoelens van waardering, hoeveel bezwaren men overigens ook kan hebben tegen het gebruik van sommige termen of tegen de niet streng noodzakelijke vermelding van bepaalde voorvallen.
In de figuur van den H.B.S.-er Anton Wachter geeft de auteur een type schooljongen, dat onder de jeugd misschien minder zeldzaam is dan we zo oppervlakkig geneigd zijn aan te nemen. Anton is een knaap met een sterk reagerend innerlijk leven, een jongen die vrijwel geheel aan zichzelf overgelaten is, met een karakter dat heel moeilijk ergens aansluiting krijgt. Als hij naar de H.B.S. gaat is zijn vader overleden, tussen moeder en kind heerst feitelijk een koele verstandhouding.
Antoon is iemand die alles en ieder in zijn omgeving met zijn gevoel aftast om er aan te ontdekken wat hem van nature vijandig gezind of genegen is. Deze gereserveerdheid heeft tot gevolg, dat hij in de kring van zijn kameraden niet als een gelijke wordt opgenomen. Ze noemen hem ‘vent’, en dit ‘woord’ schijnt hem vooral in die eerste schooltijd aanwezig als een voortdurende dreiging. Met opmerkelijk talent maakt de schrijver de obsessie van al die ogenschijnlijk onbetekenende wisselingen in de schoolatmosfeer voelbaar. Dan daarna vindt Anton afleiding in een echte jongensachtige verliefdheid op Ina Damman, een vriendinnetje uit een naburig dorp. De genegenheid van Anton voor dit ‘kind’ is zo puur, zo algeheel los van bijoogmerken-van-lage-soort, zoals die bij kameraden bestaan, en de beschrijving van deze episode geschiedt merkbaar met zo'n volstrekte toewijding, dat we ervan overtuigd blijven, dat dit boek, niettegenstaande het feit dat er ook wel ‘krasse’ dingen in vermeld worden, vanuit een moreel hoogstaande gezindheid werd geschreven.
Als Ina Damman Anton laat lopen, omdat ze hem te saai vindt, verzeilt hij in het gebied waar veel van zijn schooivrinden bij voorkeur met hun gedachten verkeren, maar altijd blijft er de weerstand tegen het totale verval in de zinlijkheid. Deze jongen heeft een onvermurwbare drang in zich naar het goede en reine, naar de sfeer waar hij onbeangst en blij kan ademhalen.
Na een tijd van tobben vindt Anton langs de weg van herinnering het meisje Inna Damman terug, niet persoonlijk, maar als ‘wezen’ en in haar het essentiële van die gelukkige dagen, toen er geen benauwenis meer was.
Hoewel de literatuur vrij rijk is aan romans over de schooljaren, mag dit boek van Vestdijk, omdat de methode van zielkundige peiling hier een zeer persoonlijk accent draagt, zeker als iets aparts op dit gebied gelden. Er valt in verband met de persoonlijkheid van den auteur, die zich eerder reeds in opvallend dichtwerk openbaarde, natuurlijk nog veel meer te zeggen over dit boek. De wijze waarop hier de werkelijkheid benaderd wordt verraadt