Opwaartsche Wegen. Jaargang 12(1934-1935)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 364] [p. 364] Anthony van Leeuwenhoek C. Vermeer Hij sleep voortdurend aan zijn glazen En liet ze fonklen in de zon, Of onderzocht en schreef, of kon Zich diep en urenlang verbazen. Zijn scherpe oogen in fel turen Bogen zich over wondren heen; Hij keek geduldig maar en scheen Niet meer te hooren 't slaan der uren. En dan weer sleep hij glad en zuiver Zijn lenzen, fijn, met vaste hand, Zoo rein en klaar als diamant. Soms rilde hij in een plotse huiver. Des avonds bij het kaarslicht schreven Zijn vingers bevend: ‘al dit klein' Is 't buitenst slechts van 't groot geheim Dat zich verbergt in 't nietigst leven’. Vorige Volgende