Opwaartsche Wegen. Jaargang 12(1934-1935)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 237] [p. 237] [Gedichten van Willem de Mérode] Meisje in 't voorjaar Willem de Mérode De kastanje lijkt een tulpenboom Met negerbruine en geliggroene bloemen. Reeds zie ik een grootsch visioen opdoemen: Een gloeiend groen in een witte lichtstroom. De schaduw strijkt nog over den grond, Een leeg sleepnet, maar mijn verlangen Is in zwart lommer te zijn gevangen En moede te wezen en gewond. Er is een voorgevoelen van aanstaande Smarten; de schaduw valt straks zwaar. De bladeren zijn handen, opengaande, En snel streelende langs mijn haar. [pagina 238] [p. 238] Finis Willem de Mérode Wij weten niet wat komen zal. 't Hart kent alleen wat is geweest: De vrede van een stillen geest, Vervreemding, duister, overal. Maar smart en onrecht zijn voorbij. Wij keerden weer tot liefdes wijk. Als kind'ren van Gods koninkrijk Zijn wij herboren, sterk en vrij. God boog de rechte lijn; 't begin Raakt aan het eind, de cirkel sluit. De hemel heeft zijn zaalge buit. En - harts verlies blijkt harts gewin. Vorige Volgende