Opwaartsche Wegen. Jaargang 12(1934-1935)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Opwaartsche Wegen 1934] [Gedichten van H.M. van Randwijk] Man en vrouw aan 't water H.M. van Randwijk Als zij 's avonds samen door het park gaan, moeilijk beweegt hij zijn vergroeide voeten en haar zwakke armen moeten telkens steunen als hij moe blijft staan, weten zij hoe, in het donker, stille spot hen gnuiven doet, die weerloos tegen jeugd en bloed hun liefde in één uur verspillen. Maar iedre avond gaan zij hier de koelte van het water tegen, waar aan het eind van duistre wegen de stille glans licht der rivier. Nooit zal hun komisch silhouet 't geheim verraden, als zij beiden de nooden van den dag belijden in een onuitgezegd gebed. En als het water vloeit, bidt zij: - Heer, waar Uw breede stroomen zijn, laat mij de witte droomen zijn rondom zijn donker schip. - En hij, wanneer het water spieglend licht: - Ik ben voor zooveel vreugd te klein, Heer, waar Gij zoo dichtbij zijt doen mijn voeten niet meer pijn. [pagina 2] [p. 2] Vergeefsche strijd H.M. van Randwijk Wij zonder geld op reis gegaan en zonder buidel uitgezonden om te genezen waar wij konden te zegenen waar anderen slaan, te vroeg vertraagde onze voet, wij hebben ons te warm genesteld en een weerbarstig fort gemetseld rondom een volk dat trekken moet. Wij noemden roof Gods overvloed, Zijn zegen want wij eeuwen stalen, wij lieten duizenden verdwalen en logen Christus' bloed; want ons verraad was Gods gebod, Zijn orde wat wij steeds verzwegen, totdat ons nest is doorgelegen en onze muur verrot. - Nu dringen zij bloeddorstig aan! Hoe zullen we onze rust beschermen tegen hun haat, tegen hun kermen en z'in Gods naam verslaan? Maar weet, dat op verbeurd gebied elk zwaard vergeefs wordt uitgetogen! Want ons wachtwoord is gelogen! Wij vragen naar soldij! De Meester wil ons niet! Vorige Volgende