Opwaartsche Wegen. Jaargang 11(1933-1934)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 156] [p. 156] [Gedichten van Muus Jacobse] David is oud Muus Jacobse Oud zijn is eenzaam zijn: al wat ik dacht, Al wat ik had en was, ben ik vergeten. 't Is goed: ik ben een schakel van een keten Tussen mijn vaadren en mijn nageslacht. Mijn ogen zijn doelloos en traag geworden En al mijn dagen even koud en arm Van zitten bij het vuur en niet meer warm, Van eten en niet meer verzadigd worden. Is deze eenzaamheid het einde? Zou Van huivering tot killer huiveringen De winter krimpen om mijn kromme lenden? Of is het oud zijn wachten, tot de kou Eens loom zich leggen zal en stramme vingers Zich spreiden mogen in een zachte lente? [pagina 157] [p. 157] Wachtvuur Muus Jacobse Wanneer de zomer zwicht, worden de schoven Haastiger in het wachtend huis gehaald, Want als het donker voorgoed is gedaald. Mogen de wintervuren niet meer doven. O laat het reppen onzer handen duren, Opdat de laatste schoven zijn gedorst, Eer 't laagst de zon is en de dag het kortst En wij ons scharen moeten om de vuren. Want in dit donker hunkrend bij het laaien Van wintervuren hoeden wij het zaad, Om straks, straks, als het licht weer klimmen gaat Over het wachtend land, te kunnen zaaien - Vorige Volgende