Opwaartsche Wegen. Jaargang 10(1932-1933)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 242] [p. 242] Vacantie 1932 door H. de Bruin. Ik ben zoo ledig, zorgeloos en stil. Leed en verlangen zijn het hart ontgleden. Wat hield ik nog dan nauwelijks den wil mij langs de zomerlanen te vertreden. Nu laat ik, argeloozer, het geschil maar slinken in wat oppervlakkigheden. Soms denk ik, als het zonlicht puur en pril het bosch bespat: schoon weer, en ben tevreden. Meer niet? Het wonder weifelt rond mijn hart van zon en lommerweelde, lauwe nacht. Heeft God mij waarlijk dit geluk gebracht in overvloed? Heb ik mijn wensch verkregen? Vader, de gansche wereld brandt in smart - en - deze dagen bersten van den zegen. Vorige Volgende