Opwaartsche Wegen. Jaargang 10(1932-1933)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] Jozef is nog jong door Muus Jacobse. Als zon, maan, sterren buigen voor mij neer en Wuivend groeten de rijpe korenschoven, Weet ik met trots in mijn verliefde ogen Mij van dit al onaangerande heerser, En denk ik wel eens: zou ik nú de dood geen Verkoren buit zijn, nu nog geen ontberen Met aardse droefheid mij heeft kunnen deren, Omwikkeld door de mantel van mijn dromen? Maar als ik oud moet sterven, zal van tranen En van veel rouwen schamel en gescheurd De dromenmantel, die mijn ogen kleurt, Hun tot een teken zijn, en niet beschamen, Van veel verloren en van veel getreurd Te hebben, omdat zij zo veel bezaten. Vorige Volgende