Opwaartsche Wegen. Jaargang 9(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 417] [p. 417] Dankdag 1931 door H.M. Randwijk. Dat was ons levenslang helder als glas: - het keeren van de zon, zoo nu en dan wat regen, 't ontwaken uit den slaap, en brood, - zoo'n alledaagschen zegen wordt zoo vervelend op den duur als veertig jaar het man den jood een gruwel was. Wij vonden Gods gena op and're wijze: het kasboek en 't verslag van ons vennootschap prijzen Hem veel en groot, - en in de kerkezak, al ging dat anoniem, was Hij heel wel te loven; een kwartje naar omlaag, de zegen kwam van boven. Maar met dat alles liepen wij er toch nog tusschen! In 't Oosten is de hel van die vervloekte Russen en hier blijkt 't wijs beleid te zijn verloren spel; - het eten en de zon zijn er nog wel, maar dat is net genoeg voor werkeloozen en voor musschen. O Heer, en wie van ons staat hier en is onschuldig! Te danken valt ons zwaar, maar neem dit bidden dan als laatste poging aan: wees met den dood geduldig, neem alles van ons af. maar red ons van de straf Uw klare wijnen beu te zijn en dronken van de draf. Vorige Volgende