Opwaartsche Wegen. Jaargang 9
(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |
De geschiedenis van San MicheleGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 305]
| |
zich zijn bewust geworden, dat en hoe hun eigenlijk het genre ‘problemen-roman’ gaat vervelen. Misschien heeft tot het duidelijk worden van dien onbewusten tegenzin wel meegewerkt de uitnemende kennis der menschelijke psyche, die Munthe aan den dag legt en welke zoo gunstig afsteekt tegen de onjuist ‘psychologie’ genoemde voortdurende analyse, ons in honderden hedendaagsche romans opgedischt. Munthe's boek is vol van die onopzettelijk getoonde ‘menschenkennis’, welke elke lezer altijd méér boeit en gevangen houdt dan de knapst gedocumenteerde motiveering eener dadenreeks, zooals de romans die geven. Waarbij dan nog komt, dat Munthe's boek wel heel echt een verhaal (of, wil men: een reeks van verhalen!) is; iets wat niet volmondig kan worden toegegeven bij de meeste romans van dezen tijd, welke, dank zij het ‘verwerkte’ probleem heel vaak ‘verdedigingen’ zijn van een door den auteur voorgestane ‘oplossing’. Problemen en derzelver oplossing moet men in Axel Munthe's boek vooral niet zoeken. De auteur doet het verhaal van zijn leven in een reeks van hoofdstukken, welke elk een tafereel ontwerpen ter karakteriseering eener levensperiode. Evenwel is dit schema zoo vrij gevolgd, dat de schrijver er niet tegen op ziet, één der hoofdstukken te besteden aan het onderwerp ‘Honden’. Dat zulk een hoofdstuk dan niet uit het kader valt is te danken aan het feit, dat het van gelijk karakter is als de kapittels, die verhalen van de praktijk in Londen, in Parijs en in Rome of van de jeugd des schrijvers in Lapland: elk hoofdstuk vertelt, wàt ook de feitelijke inhoud ervan is, van den auteur en van diens optimistische levens- en wereldbeschouwing. Wat daarbij zoo boeit is het schouwspel van den groei eener menschelijke persoonlijkheid door allerlei ervaringen heen. Dat desondanks het boek niet hinderlijk ego-centrisch is geworden is hieraan te danken dat deze persoonlijkheids-wording, welke zoo uiterst suggestief wordt verbeeld nergens motief, schrijfreden blijkt, maar valt te lezen tusschen de regels door, terwijl alle aandacht wordt gericht óp, alle spanning wordt ontleend ààn datgene, wat bij nader toezien een bont mengelmoes blijkt van anecdoten, vertelsels, humorismen, brieven, sprookjes, reisverhalen, folklore etc. etc., een amalgama, een mozaiek-achtige compositie van een weldoende lichte luchtigheid. Bij dit boek ademt men vrijer op, het is een prettige ontspanning na zooveel zwaartillende en zwaar te tillen ‘literatuur’; men waant zich uit het laboratorium bevrijd en verplaatst in het open veld, waar weinig het vrije uitzicht belemmert. Dr. Axel Munthe vertelt, hoe hij als jong geneesheer op het eiland Capri de ruïne ontdekt heeft van Tiberius' villa en hoe hij gedurende de eerste helft van zijn leven heeft gepraktiseerd onder heel rijken en heel armen in drie wereldsteden van Europa - Londen, Parijs en Rome - ten einde zooveel geld te verdienen, dat hij daarmee in staat werd gesteld om van die villa een bewoonbaar huis te maken. Zijn droom is gedurende tientallen jaren geweest, zich daar te kunnen | |
[pagina 306]
| |
vestigen in een woning, die hij naar eigen ontwerp en met eigen hand heeft gebouwd en waar hij naar hartelust antiquiteiten mag verzamelen, allerlei dieren verzorgen en omgaan met eenvoudige menschen. Van den tijd gedurende welke Munthe schijnt gepraktiseerd te hebben (het laatste kwart van de vorige eeuw) weet hij een massa te vertellen en - moeilijke kunst - dat zóó te doen, dat de indruk gewekt wordt als zou hij met hetgeen hij verzwijgt, gemakkelijk nòg eens ruim vijfhonderd bladzijden kunnen vullen. Evenwel: naar het zoo schijnt is er iets met dit beminnelijke boek en deszelfs vriendelijke auteur niet geheel in den haak. Immers, de zoon van den Parijschen hoogleeraar Charcot heeft onlangs in een interview meegedeeld, dat Munthe in 't geheel niet onder zijn vader heeft gestudeerd en dat hij in Parijs als geneesheer totaal onbekend is geweest. Ook, dat de karakterschets welke hij van den hoogleeraar opdischt grondig onwaar moet genoemd worden. En zoo voorts! Zelfs is kort geleden de beschuldiging geuit, dat Munthe zeker boek van Daudet heeft geplunderd ten bate van zijn sappig relaas betreffende Parijs.... Het is, als deze aantijgingen juist zijn, moeilijk, te blijven gelooven in het autobiografische karakter van ‘De Geschiedenis van San Michele’. Het is nooit prettig, tot de ontdekking te komen, een beetje voor den mal te zijn gehouden. Hoewel - fictie of historie, het boek is zeer de moeite waard, gekend te worden, hetgeen in deze recensie werd gepoogd aannemelijk te maken. |
|