Aan het eind van de achtste jaargang.
Het afgelopen jaar was een jaar van kritiek en bezinning. We leefden zo knus; het leek of lezers, auteurs en redaktie nog al aardig tevreden over elkaar waren.
De jonge dichters echter meenden, dat het tijdschrift, zonder dat dit nodig was, nog te zeer achterstond bij tijdschriften als De Vrije Bladen en de Gemeenschap; ze misten bij de redaktie de neiging om het tijdschrift een tijdschrift der jongeren te maken. Daarnaast laakten ze medewerking van h.i. onrijpe schrijvers, ouderen en jongeren. Zij wilden in hoofdzaak een tijdschrift met als medewerkers een electie der jongeren.
Een deel van de lezers daarentegen, kwam dit jaar met grieven over een overwicht van het werk der jongeren, speciaal in poeticis, in ons tijdschrift. Maar bovendien met de ernstiger klacht, dat het tijdschrift, niet het minst in de poëzie, zijn Christelik karakter verlochende.
Buitenstaanders meenden enige malen dit jaar te moeten wijzen op de dwaasheid en onmogelikheid van de kombinatie Christelik en letterkundig en trachtten met voorbeelden uit de werkzaamheid van mensen uit onze kring de loosheid van deze kombinatie aan te toonen.
De redaktie meende één ogenblik, toen de ontevredenheid in een al te overmoedig en onhandig briefje akuut werd, tegenover deze houding enigszins persoonlik zich te weer te moeten stellen. Terwijl op de Hardenbroek-konferentie door van Ham uitvoerig de kwesties en moeilikheden in bespreking werden gebracht. Deze konferentie is voor menigeen niet zonder blijvende vrucht geweest.
Gevolg van dit alles was voor de redaktie - als voor velen onzer medewerkers - reden tot bezinning.
In haar vergaderingen en in Opw. Wegen is de Hardenbroek-konferentie, wat er aan voorafging en wat er om heen afspeelde, van ingrijpende betekenis geworden.
De redaktie bewees, dat ze niet de gelukzalige bezitters waren, waarvoor men ze - door welke legende? - hield. Scherp heeft ze de tekortkomingen van auteurs en essayisten, lezers en redaktie geformuleerd, maar vooral gewezen, op het tekort aan religieuse bezinning. En de jongeren deden afstand van al wat op eerzucht en separatisme leek.
In Opw. Wegen bleek het zoeken naar een dieper zinnen op de eigen waarden door een rij van principiele artiekelen. Op de redaktievergadering kwam dit streven uit door strenger selektie en een strenger - zij het niet dogmaties begrensd - toezien op het geestelik gehalte van de aangeboden kopie.
Ook bleek deze nieuwe orientering door een intenser medewerking van Roel Houwink, die door zijn Brieven over Schoonheid en Waarom Christelijk? meewerkte om de vragen, waar we ons in deze maanden bij vernieuwing mee bezig hielden, zo scherp mogelik te stellen, en te helpen bij de oplossing. In hem menen wij zozeer een geestverwant ontdekt te hebben, met erkenning van zijn literaire kwaliteiten, dat we hem hebben uitgenodigd tot onze redaktie toe te treden, aan welke uitnodiging hij gehoor gegeven heeft.
Wij verwachten van zijn toetreding tot de redaktie toename van de bloei van ons tijdschrift: zijn krities onderscheidingsvermogen, zijn artistieke gaven, en de ernst van zijn levenshouding Zijn ons daar borg voor.
De Redaktie.