Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 447] [p. 447] Het meisje met de lampion door Muus Jacobse. Nu de lichte feesten mij begeven En het stille donkre jaar begon, Is mij nog alleen jou beeld gebleven, Meisje met je rode lampion. Klein zag ik je in de optocht lopen Achter de voortvarende muziek, Langs de zwart opeengedrongen hopen Van het bleke, starende publiek. Jij hebt niets gezien van al die mensen, Niets gehoord van dat verward geluid, Zag alleen je lampion maar en je Droeg hem lichtend voor je ogen uit. Jij hebt niets geweten dan het hoge Branden van de tere, rode gloed, Dan het broze schijnsel in je ogen, Dan het zachte lichten voor je voet. Dacht je aan de heilige driekoningen? Zag je ze niet trekken, oud en moe, Naar het kindje in zijn lichte woning en Ging je nu niet zingend naar ze toe? ‘Koning, kom je weg uit verre landen? Liep je al zo lang als je maar kon? Kijk, er hangt een hoge ster te branden Als een kleine, rode lampion. [pagina 448] [p. 448] En dan weet je niets meer dan het hoge Branden van de tere, rode gloed, Dan het broze schijnsel in je ogen, Dan het zachte lichten voor je voet.’ - Nu de lichte feesten mij begeven En het stille, donkre jaar begon, Is mij enkel nog de ster gebleven Van jou kleine, rode lampion. Zie ik enkel nog jou warme wangen In het schijnsel van de tere gloed En je ogen en je broos verlangen Naar het zachte lichten voor je voet. Vorige Volgende