Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] Stervend meisje door Jan H. Eekhout. Over den dag en haar smal leven duistert Nu 't scheemren van den avond waar zij klein Neerligt in 't houten huisje in den tuin - Een ijle wind is door de takken ruischend - Soms zoet-vermoeid, bijna onhoudbaar fluistert Zij van geluk, dat niet mocht durend zijn. Eens was er liefde en veel zachte pijn. d'Engel des Doods heeft langzaam haar ontluisterd. Zij weet dat ze dra sterven zal, misschien Straks reeds of morgen -. Zij glimlacht en denkt: Het leven was ook mij toch rijklijk goed. Maar nu mij Eén zoo groot en teeder wenkt Als nooit de liefste aardsche minnaar doet Wil 'k haastig gaan en Hèm mijn lippen biên. Vorige Volgende