Aan het eind van de zevende jaargang.
Meer en meer wordt een jaaroverzicht van de redaktionele werkzaamheden en de taxatie van de jaarsinhoud van Opw. Wegen, een orientatie op het gebied van onze jonge Protestantse literatuur.
En daardoor wordt het samenstellen er van een steeds belangwekkender, maar ook steeds meer verantwoordelike taak.
Natuurlik geeft de inhoud van ons tijdschrift een onvolledig beeld van wat in een jaar tot het publiek gebracht wordt Toch, met uitzondering van enkele groote verhalen, is het beste uit eigen kring in onze jaargangen geplaatst, of door een belangrijk fragment vertegenwoordigd. Behalve het geplaatste is er bovendien nog zo veel, dat ons onder ogen komt, dat in een bepaalde richting verwachting wekt.
Zo schreven we een vorig jaar, dat ook op het gebied van het proza een opleving begon te komen. Tenminste, dat we in dat opzicht enige hoop koesterden.
Het afgelopen jaar zal, al was het niet zo arm als vroegere jaren, nog wel niet onze lezers overtuigd hebben van een nieuwe belangstelling onder onze jongeren voor het proza. Toch was onze bewering geen loze voorspelling. We zijn inderdaad na een jaar de verwerkeliking van deze verwachting veel nader gekomen. Als we goed geteld hebben, liggen een vijftal romans van jongere auteurs geheel of bijna voltooid gereed bij het neerschrijven dezer woorden. Het is nu nog niet het ogenblik om over de kwaliteiten van dit proza te spreken; toch hebben we van enkele geen ongemotiveerde goede verwachting.
De poëzie blijft zich verder ontwikkelen. Het nieuwe jaar zal minstens ook een vijftal nieuwe bundels brengen, die ook buiten de gewone lezerskring van ons tijdschrift de blik naar de jonge Protestantse kunst zal richten.
Maar niet om ons op het onzekere pad van de toekomst te begeven, wordt dit jaaroverzicht geschreven; het is nog meer als een terugblik bedoeld.
De bundels van de Merode, van Oosten en Eekhout, in onze jaargang besproken, hebben in het afgelopen jaar heel wat pennen aan de gang gebracht, maar vooral veel tongen aan het werk gezet. Vooral het werk van v. Oosten is zeer uiteenlopend beoordeeld. We verwachten, dat hij dit jaar nieuwe stof tot diskussie geven zal.
Naast Martin Leopold, van Oosten, de Groot en Kamphuis, die een groot deel van hun werk bij ons publiceerden en in eigen kring een zekere reputatie bezitten, die nu naar buiten meer of min begint door te dringen, wijzen we op Hessels, de Bruin en Hoekstra, met wie in de naaste toekomst zeker ook zal gerekend moeten worden.
Van de jonge auteurs, die dit jaar voor het eerst bij ons schreven zijn de belangrijkste Gabr. Smit, Aldert Jongedorper, Gerrit Achterberg en Ietswaart.
Het is niet te zeggen, hoe, en of, en wie van dit dozijntje auteurs van betrekkelike tot een meer absolute en blijvende belangrijkheid uit zullen groeien, maar deze jaargang is ons in alle geval een bewijs geweest hoe de literaire opleving onder de Protestantse jongeren zeker nog niet tot stilstand is gekomen en nog vele mogelikheden in zich bergt.