Acheron wordt niet in doffe berusting beleden, maar met woorden gezegd, die nog trillen van pijn. Achter het donker is de opstand van het Licht.
In den eersten bundel blijft dit alles nog min of meer omhuld. Slechts in de weinige kwatrijnen der eerste twee bladzijden uit Donker zich onmiddellijk, verder kiest hij een symbool. Maar wij herkennen zonder moeite zijn eigen leed en strijd in de tragiek der gestalten, die hij voor ons oproept. In de paleiszaal huivert Omar Khayyam ‘zijn doodlijk vreezen’ voor het vergaan: wat is de waarde van macht en heerlijkheid, wanneer ze niet eeuwig zijn? Poppaea Sabina en Nero staan aan de grenzen van hun macht en eerst achter die grenzen ligt de vervulling van hun begeeren. Als Nero bij den brand van Rome vol trots zijn hand wil uitstrekken over de stad, die hij kon doen ondergaan, dan beseft hij ineens:
Zijn sombre trots zou boven Romes vlammen
De sterren nooit te brandschatten vermogen.
Hij voelde 't ijlend bloed langzaam verlammen
En sloeg den blinden mantel voor zijn oogen.
Leander gaat te gronde in zijn sprong naar Hero, die onbereikbaar bleef, en ‘het meisje’ weet haar levensdoel in het onmogelijke: ‘het kindje zingen(d) in haar angstig bloed’.
We zijn gebondenen van Acheron!
Daar was een licht in d' oogen van een kind.
Na dit alles kan de titel van den tweeden bundel, ‘Grenzen’, voor ons niet duister meer zijn. Met een ander woord wordt hetzelfde herhaald.
Toch treft ons dadelijk een groot verschil tusschen beide bundels. In ‘Acheron’ beeldhouwde Donker hem wel zeer nauw verwante, maar toch steeds buiten hem staande figuren. Er ligt iets koels in de strakke, gave regels van zijn vers, waarachter hij zijn eigen hart zoekt te verbergen. In ‘Grenzen’ is dat anders geworden. Donker is te vol van leed en strijd om een beeld te kunnen zoeken. Direkt en hartstochtelijk uit hij zich, zonder te letten op een onzuiver rijm of een onregelmatigen versvorm. Het cerebrale kwatrijn ontbreekt nu geheel.
Aan deze verandering is zonder twijfel het leed niet vreemd, dat Donker in de laatste jaren gekend heeft. Zijn vurige werkkracht werd tot rust gedoemd op het oogenblik, dat het leven zich na zijn studie voor hem openlegde. Rust. Geen inspanning meer. Maar in de rust natuurlijk: strijd.
Het is weer dezelfde strijd om het onbereikbare - en toch anders. Want wat vroeger voor het lichaam gemakkelijk was, is nu te veel. Bij iedere poging van den wil is er dadelijk: de grens. En die grens is het zieke lichaam - de ‘Acheron van het bloed’.
Als dat lichaam maar overwonnen is, worden plotseling alle dingen weer mogelijk, zooals in Franciscus van Assisi blijkt: