Opwaartsche Wegen. Jaargang 7(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Opwaartsche Wegen 1929] De rattenvanger van Hameln door A.J.D. van Oosten I Hij hoorde tot die oude dolers die plechtig gaan langs plein en straat voor wie ter wereld niets verholens niets onbegrijpbaars meer bestaat - tot hen die langs de markten schooien zoo zonder buidel, zonder last en vrij langs alle wegen rooien wat, believe 't God, naast de' akker wast. Hij had schier tachtig jaar de tijen getrotst in de eeuwige openlucht en minde al zwervens stil verblijen in schamelheid en stalen tucht - hij las zijn tochten in de sterren en spelde 't uur aan zon en maan kènde den wind en wist van verre der wolken teekenen te verstaan. Hij heelde wond aan mensch en beesten genas wàt kwaal 't gewas bevloog en heerschte over d'ontstelde geesten in 't huiverig land van 't booze oog. En door zijn simpele medicijnen wierd in de felste deerlijkheid van heete koorts en scherpe pijnen het kranke bloed verrukt bevrijd. [pagina 2] [p. 2] Hij eischte zich niet luid geprezen noch klinkend geld geteld tot loon een weinig weldaad hem bewezen een ‘God gedenke U’ was hem schoon - dan schouwde hij naar den lantaren die schommelend aan zijn gordel sloeg ‘de kaars kort op - 'k groet u te gâre een ander wacht mij morgenvroeg.’ II. Tergt men een Zwerver, om vergeving om vrêe te wachten' op spottens klank? Zij daar geen loon zonder bestreving - geen streven blijve ook zonder dank! O - wisten zij niet, die hem weerden achter hun toegeworpen deur toen hij 't gedierte dat hen deerde had meegetroept uit schut en scheur - wisten zij niet, dat ongenade bij hem hen duchtbaarder bestal dan duizend hamsters konden schaden in honderd jaren van verval? O - door de straten, door de stegen dier sluwe schuilgedoken stad trad hij geduldig tot hij 't leege om-boomde plein gevonden had: ‘u zal uw zotsdank, lompe scharen die spottend uit uw spieglas gluurt even veelvoudig wèdervaren ter ongeneugte, die u zuurt!’ Hij gaf den rietpijp dien hij voerde een zoete, lokkelijke wijs ten dans de voeten die hij roerde en strakte de oogen' in vreemd gepeins: toen sprongen alle deuren open als in een rauwelingsche vlaag en kwamen schielijk aangeloopen en worstelden door hek en haag [pagina 3] [p. 3] de jonge dierbare erfgenamen de blonde oogst van elk gezin jongens en meisjes al te zamen van oudsten telg tot Benjamin - van die er nog te bedde lagen of steelsch achter 't gekierde luik met 't dwaze oudrenpaar behagen schepten in 't trouwloos gunstmisbruik - van die er nog ter tafel zaten of stoeiden al in tuin en gang zij hieven 't hoofd, en dan, gelaten togen ze heen in eendren dwang - de stoffels die aan 't schuitjevaren en spoelen waren in de sloot de maagdekens, met naald en garen bedrijvig bezig, wijs en groot - de mooie kindren van 't rijke en de arme van 't gewone school de schooiertjes uit de achterwijken en blanke kleintjes, liefst symbool van jeugd en deugd en vredige ouders - en branies drongen zich vooruit tot bij den speelman met hun schouders een sukkelaar viel door een ruit - de deerntjes arm in arm aan 't dwalen langs singels aan den vesterand koorknapen, en al de brutale schreeuwvlegels van den polderkant - daar holden hijgend op een rijtje de jongens van hun vliegerveld vriendinnetjes van een partijtje voort! - onbedwingbaar, ongeteld - tot zelfs de schuwe zonderlingen ontwend aan maat en buurtgezel 't siddrend bekoren ondergingen der ranke fluit, die klankend schel - voltrok voor de Oude 't straf bedwelmen der stad, die spots haar trouw hem brak haar tierigst kroost, haar stoutste schelmen riep hij tot lammeren rêê en mak. [pagina 4] [p. 4] III. Dwingt men een Zwerver om verschòòning een smaadlijke terugtocht af? Zij er geen weldoen, sonder looning geen euveldaad zij sonder straf! O - wat doet redders driftig storten zich in een grondeloosen vloed als daar een leven dreigt te korten - te heftiger, voor èigen bloed? Had dan dat zoetgevooisde roepen der rietfluit wreed de tegenmacht om achter de gehoogde stoepen dien wil te ontvreemden drang en kracht? Om handen die 't slot dorsten spannen ten loon na heul in 't ongerief te ketenen en stram te bannen nu elk se ontdaan ten hemel hief? Om oogen tot ontglansde steenen te harden in gezichten bleek, nu de Oude star daar rond zich henen elk siddrend spieglas binnenkeek? O, dien zij dachten uit te sluiten hield hen gebonden in hun huis hij heerschte alvermogend buiten onmachtig, werd hen schuilhoek, klùis - toen, met de kleenen die op 't lokken van 't lied hem volgden, hand in hand, stapte hij voort en zingend trokken ze met hem weg naar Zwerversland. - - Zoo Zwervers wien langs alle wegen belgt 's menschen ondank, 's werelds loon bevrijdt de Toekomst, tot haar zegen van 't Nu, tot zijn rechtvaardig loon! Vorige Volgende