Opwaartsche Wegen. Jaargang 6(1928-1929)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 337] [p. 337] Bedevaart door Jan H. De Groot. Ik was een koning, en ik troonde ver van Juda en Jerusalem. Toen rees een ster en wees mijn weg naar Betlehem. Ik ging door eeuwen zonder rust en zonder woon. De weg was moeielijk te gaan. Achter mij aan sleepte ik een kruis en doornenkroon. Toen kwam ik aan een stal, een grot De deur stond aan. Daar ben ik doorgegaan Ik vond een man, een vrouw en in een kribbe De Zoon van God. En in een hoek zette ik m'n kruis. En hing daaraan de doornenkroon. Toen boog ik mij voorzichtig over het slapende gezichtje van God's Zoon. Ik offerde de schatten van mijn zonden Opziende, zag 'k een man aan 't krais. God's Zoon slapende in den doornenkroon, En bloedende uit vele wonden. Vorige Volgende