Opwaartsche Wegen. Jaargang 6(1928-1929)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] [Gedichten van Willem de Mérode] Tijdens onweêr door Willem de Mérode. Heerlijke, die in vuur en vlam Zoo menigmaal terneder kwam, Op bliksemenden wagen Uw knecht hebt thuis gedragen, Wij zien het hoe de steile wolk Ineenstort tot een dwarrelkolk En opwaarts zweeft in dampen, Staat er uw ros te stampen. Gedenk aan al wat is bezield Laat de oogst ten velde niet vernield Zijn als Ge uw hagelbenden Hier wilt terneder zenden. Och, dat ons oog uw wonder zag! Behoed ons voor den donderslag! Ons huis, ons bloed, onszelven, Laat niet door 't vuur bedelven. Och Heer, Gij weet hoe 't hart ons prangt, Nog aan dit nietig leven hangt, Maar wilt Gij alles samen, 't Zij 't Uwe, neem het, amen. [pagina 195] [p. 195] In droogte door Willem de Mérode. Die zonde's brand bestrijdt met vuur En menschenharten en natuur, Wat leeft van U gescheiden, Wilt zaligen door lijden, Och Heer, wordt ook door regen mild 't Uitslaande vlammen niet gestild? En kan Uw stroom van boven Niet 't gluipend smeulen dooven? Want als Uw aarde en hemel gloeit, Wordt alle leven uitgeroeid. Het sap gist tot vergiften. Ons bloed begint te schiften. Gedenk de onnoozele natuur, 't Geduldig en onmondig dier, Ons, met gevouwen handen, Wier bidden haast gaat branden. O God, wees met ons hart begaan; Laat 't wrokkend niet in vlammen staan. Gedenk niet onze schande, Spaar ons en onze landen! God, red ons uit den grootsten nood, Uit dezen smartelijken dood: Vervreemd van U te sterven En eeuwig te verderven. Heer, als 't gedierte tot u steunt, Schoon onze ziel ellendig kreunt, Gloei' 't onder ons en boven, Och, laat ons U nòg loven. Geef ons gedùld; want onverwacht Kòmt Gij, en zeker vóór den nacht. En zóógnend zult Gij komen. Hoor! 't régent! en 't zal stróómen! Vorige Volgende