Opwaartsche Wegen. Jaargang 6(1928-1929)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] Voorjaarsdag. door W. Hessels. I. O blijde wereld die nu opengaat! Gij hebt zoolang de koestering ontbeerd, de zoelte en de liefde van 't gelaat der zon die altijd tot u wederkeert! Mijn hart heeft lang uw innig feest ontbeerd o blijde wereld die nu opengaat! O arme wereld zwart van winterzeer gij ligt zoo bloot en onbehoed in 't licht - nu straalt op u het kinderlijk gezicht der zon, uw maagdelijke moeder, weer - en beeft op 't oude harde hout dat zwicht en in veel harten zwart van winterzeer. II. De regen en de nacht waaien met vlagen maar in de duisternis groeit het zoo zacht, - daar wordt het nieuwe leven nu voldragen in het vlagen van den regen en den nacht. Mijn hart klopt in mij met zoo wilde slagen, het durft niet denken aan der volle rozen pracht.... Misschien is ergens al 'n knop gebroken, 'n zilverwit blaadje, licht en pril en teer, misschien is al 'n kleine bloem ontloken daarbuiten in het groote koude weer.... Mijn hart zwelt in mij, zwaar, en weggedoken, straks breekt het open, het verlangt te zeer.... Vorige Volgende