Opwaartsche Wegen. Jaargang 5(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 459] [p. 459] [Gedichten van Martin Leopold] Voor Ido door Martin Leopold. Onze zuivere, elkaar verwante zielen, die als diamanten door de nachten vielen, zullen, langs het donker huiverend moeras van verwelking, als twee witte hemelduiven, naar de eeuwig blauwende gewelven wuiven van Gods altijd ópenbloeiende terras. En, hoog binnen de kobalten zuilenstoeten, zal een Wachter onze witte vlucht begroeten met het lachend wenken van Zijn blanke hand; en zal zingend voorgaan; en wij zullen hooren, uit de ruischeling van duizend Zijner koren: Komen droomers uit het verre droomenland. [pagina 460] [p. 460] Haar dood. door Martin Leopold. De hemel bloeide dezen avond rood, en gaf een witte vrucht, rijp en volrond; de lindebloesems geurden naar den dood, die grijs achter platanenschaduw stond. Hier vond ik haar, de oogen diep en groot; een lach verborg den weemoed om haar mond - de rozen vlamden vlagen purperrood: een bloedig spel, dat al haar aandacht vond. Mijn aanroep ging verloren in haar lach, helder en hoog, maar hard als marmersteen, - haar vlucht ging 't glanzend water tegemoet.... De lindebloesems geurden sterk en zoet, - een plotse huiver rilde door mij heen: waar was de dood, dien ik zooeven zag? Vorige Volgende