Opwaartsche Wegen. Jaargang 5(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Najaar door Willem de Mérode. 't Ooft, dat door vurig zonnestreelen Vol zoetigheid gezwollen was, Zinkt van de zwakgedragen stelen En schuilt zijn blos in 't dauwig gras. De groene bolster berst in 't zwellen, De gelende kastanjebaar Strooit vruchten die zichzelven pellen Ten voeten van den wandelaar. In goedheid heeft de leege wingerd, Die mild ons dorsten heeft gestild, Zich lichtend om het huis geslingerd, En, méér, de wilde vlamt en trilt. 't Al geeft zijn best; ook God, ons leven Is mede naar den herfst gerukt. Maar ook, de vruchten, die wij geven, Verdienen niet, dat Gij ze plukt. Doch wilt Gij in uw goedheid zenden Een langen najaarsdag vol zon, Misschien mocht iets zijn groeien enden En rijpen, dat men 't plukken kon. Vorige Volgende