Het verluidt dan ook dat Galsworthy onlangs een bezoek gebracht heeft aan Zuid-Afrika, waarheen de familie Forsyte zich vertakte. Waarschijnlik zullen we dus in het volgende boek een poging hebben om de historiese omkleding en vormgeving door een geografische te vervangen. Of dat mogelik is? Voor een deel zeker. Maar niet geheel. Want het verschil tussen de eerste en de laatste delen van de Forsyte-cyclus, zoals hij nu bestaat, is niet enkel een verschil van tijd en tijd, maar van een tijd, die voor Galsworthy's doel beter geschikt, en een andere periode, die daarvoor minder geschikt was. De tijd uit het eerste Forsyte boek, de Victoriatijd, was er een van vorm en vormveréring. Welk een prachtgelegenheid voor de schrijver om door deze vorm heen te breken en bij zijn figuren het bezit of gemis aan ware menselikheid te laten zien! Een geografiese aankleding bezit deze gelegenheid nu eenmaal niet.
Ondertussen blijft ook ‘De Witte Aap’ een mooi boek, het werk van een van de beste en technies meest knappe auteurs, die Europa op 't ogenblik bezit. Wei geen modem werk, werk dat wellicht meer tot een vorige generatie behoorde, dan tot de onze, maar werk dat, misschien wel daarom, volmaakt àf is.
Mag ik nog even iets over de vertaling zeggen? Het is zaak, dat die, vooral bij litterair, belangrike boeken, goed is. En dat is ze hier niet. De vertaalster kent misschien haar Engels wel, maar maakt er geen Nederlands van. Ze komt niet boven haar Engels uit. Men kan wel in 't Engels spreken van een trein of taxi ‘vangen’ maar in 't Nederlands kan men dit nu eenmaal niet. Men zegt in 't Engels wel, bij wijze van onbepaald antwoord: ‘I see’, maar in 't Hollands nooit: ‘Ik zie’. Dit zijn nog maar een paar simpele voorbeelden, maar lees nu daamaast eens aandachtig de eerste zin uit dit boek (ik laat hem hier afdrukken). Men voelt dan terstond, dat dit misschien vertaald Engels is, maar in ieder geval geen leesbaar Nederlands. ‘Op dien gedenkwaardigen namiddag van midden-October neerdalende van de stoeptreden der Snooks-Club, waarover al zoovele schreden van de verkondigers des geloofs in het van ouds-bestaande waren gegaan, keerde Sir Lawrence Mont, negende baronet, zijn aristocratischen neus tegen den Oostenwind in, en repte vlug zijn schrale beenen.’
J.H.