Opwaartsche Wegen. Jaargang 5(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] [Gedichten van Willem de Mérode] De krankzinnige door Willem de Mérode. Wij weten niet wat God met ons wil doen, Nu Hij ons kwetsbaar in de wereld zette. Of Hij ons wil opkweeken of verpletten: Een roos wordt teelaarde in het laat seizoen. Wij bloeien, en de winden grijpen ons. Vormt ons hartstochtlijk glanzen 't avondrooden? Eén plukt onze angsten, en wie is de snoode? Wie rust op 't levend uitgerukte dons? Soms zweven we in de ruimten als een veer. Wàcht ergens iemand op ons prachtig gloeien? Wie speelt met ons en schendt ons in vermoeien, En laat ons zinken en veracht ons weer? Ik moet in iemands denken zijn geweest, Die mij vergooide na voldaan verlangen, Maar God heeft mij zeer teeder opgevangen En ik ben nauwlijks in het stof geweest. [pagina 130] [p. 130] Het geluksland door Willem de Mérode. De Roode Zee en de Jordaan Scheiden ons nog van Kanaän, En tusschen beiden de woestijn Vol zand en zonneschijn. Veertig jaar gaan bij God te gast, Onszelf tot lust en Hem ten last, Veertig jaar dwalen is niet veel, En heimwee is een trouw gespeel. Veertig jaar dwalen, en de dood Lacht om dien tocht zijn tanden bloot. Veertig jaar dwalen, en een paar Vindt in het eind de landpaal maar. Maar dan: stadsmuren vallen om Ten huldeblijk en wellekom. Het brood staat op het land gereed, De vruchten tarten greep en beet. De druiven zwellen zwart en rond Te besten in een rooden mond. Dàn sterven - ook dit heil gaat om -, Zat van geluk en ouderdom. Wie reist niet graag naar dit festijn Door zand en zonneschijn? Maar - o dat dwalen veertig jaar, En dood ontkomen slechts een paar. Veertig jaar dwalen is tè veel Met enkel heimwee als gespeel. Stil - Roode Zee en de Jordaan Scheiden ons slechts van Kanaän. Vorige Volgende