| |
| |
| |
De streber
door O. Ruisch.
I.
Ietwat verwezen stond de nieuweling den tuin rond te kijken, waarin de jongens, blij 'n oogenblik los te zijn uit de schoolsche banden, schreeuwend en joelend ronddolden. 't Leek hier wél 'n vrije boel te wezen - heel anders dan ie zich had voorgesteld.... Vroeger, in de maatschappij, als ze hem dreigden met sturen naar 'n gesticht, dacht ie aan cellen precies als in 'n gevangenis en 'n binnenplaats met hooge muren, bewaakt door strenge mannen met gummistokken - dit scheen net 'n vacantiekolonie en de jongens vertoonden al heel weinig droefenis over 't verlies van hun vrijheid....
Wat hem wél tegenviel was, dat er zoo weinig notitie van hem werd genomen. Toen hij daareven 't lokaal binnenkwam, midden onder schooltijd, hadden ze hem natuurlijk erg aangekeken en scherp geluisterd naar z'n antwoorden op de vragen van meneer - maar direct na de eerste begroeting ging de les gewoon door en deden ze, alsof ie al maanden in de klas zat.... En nou stond ie in den tuin en voelde zich als 'n kat in 'n vreemd pakhuis, doch niemand, die naar hem toekwam, niemand, die vroeg of ie meedeed - als dat zoo door moest gaan, kon ie z'n plezier wel op.... Zouen ze allemaal reeds zóó braaf geworden zijn, dat ze van nieuwelingen, die nog vol slechtigheid zaten, niets wilden weten?
Met z'n houding verlegen - uit zich-zelf 'n ander opzoeken dorst ie niet en alleen de tuin inloopen stond ook zoo gek - leunde hij tegen de schutting en keek naar 't spel.... 'n Gedeelte deed krijgertje, de meesten waren aan 't slagballen gegaan, de groepsleider deed ook mee - 'n gezellige vent,.... hém liet ie staan voor spek en boonen, 't was toch eigenlijk geen manier.... Langzamerhand begon Willem medelijden met zich zelf te krijgen - z'n moeder moest 'es weten dat ie hier nou van alle menschen verlaten maar moest afwachten, wat men met hem doen wilde.... Ze had al zoo gehuild, toen ie weg werd gebracht,.... wanneer ze er achter kwam, dat ze hem in Veenzand voor lucht aanzagen, viel ze heelemaal van 'er stokje....
'n Plotseling geschreeuw rukte hem uit z'n sombere gepeinzen. Verbaasd op- | |
| |
kijkend, zag hij de spelers allerlei woeste gebaren maken in zijn richting - goeje help, hij stond toch niet op 'n verboden plaats,.... wat bedoelden ze met hun lawaai? Thans heelemaal in de war, wierp hij verschrikte blikken om zich heen, zoekend 'n plek waar hij zich rustig kon terugtrekken, maar overal leek het terrein hem onveilig....
Eén der jongens kwam hard op hem af, zich vermannend - ze zouen hem toch niet opeten - liep hij hem 'n paar pas tegemoet, pogend vriendelijk te glimlachen. Doch de ontvangst was niet hartelijk....
‘Zeg knul, je bent toch niet dóóf! Hoor je niet, wat ze riepen?’
‘Nee,’ antwoordde Willem verbluft.
‘Maak dát nou de kat wijs.... Of je 't balletje wou opgooien!’
‘O’, zei Willem verlicht en speurde rond.
‘Dáár ezel, vlak voor je voeten.... Nee, ik hoef 'em niet, naar achteren gooien, vooruit, melk nou niet zoo....’
Willem berekende de worp, 't was 'n heel end, maar hij zou 'es toonen, dat ie werpen kon als de beste.... Helaas, hij wilde het te sierlijk doen - de arm heffend, maakte hij 'n krachtige zwaai naar voren, doch hij had het balletje niet vast genoeg in de hand gepakt, met 'n zielig boogje viel het áchter hem neer....
De toeschouwers joelden luid, Willem wenschte zich ver uit de buurt, begreep 'n figuur te hebben geslagen.
‘Geef mij de bal maar joggie’, zei de spreker van zooeven, ‘m'n ouwe tante doet het vlugger dan jij.... Je moet je opgeven voor de Olympische spelen, zég..’
‘Wie, ik?’.... Willem vond het zelf 'n onnoozele repliek, doch hij wist niets beters.
‘Nee, je zuster met de kromme duim, is 't nou goed?’ En terug rennend naar z'n plaats, liet ie Willem aan z'n gedachten over.
* * *
't Was niks gedaan in Veenzand, tenminste niet in de afdeeling, waartoe hij behoorde, vond Willem na 'n paar dagen.... O ja, zoo op 't eerste gezicht zou je heel wat denken,.... 'n lollige meneer, die veel van 'n grapje hield, 'n mooie groote tuin, waarin je zoowat al je vrije tijd doorbracht - 't was volop zomer - maar op de keper beschouwd.... De jongens waren gewoonweg pestkoppen, zaten hem den heelen lieven dag dwars.... Dat onnoozele ongelukje met bal-weggooien had hem 'n hoop kwaad gedaan en toen ze daarna hoorden dat ie uit den Haag kwam, werd het heelemaal hommeles.... Haagsche wind, Haagsche ham, Haagsche sjiek - hij kon z'n mond niet opendoen of het hagelde rondom hem van dergelijke flauwiteiten.... En die lamme van Straelen zat er maar bij te grinniken, deed er zelfs nu en dan nog 'n schepje bovenop,.... zooals van ochtend, toen hij tijdens 't schriften-uitdeelen expres bij hém z'n arm hoog ophief en 't cahier achter z'n
| |
| |
rug liet vallen.... Daverend gelach natuurlijk - 'n klein kunstje voor 'n meneer om ten koste van 'n jongen grappig te wezen,.... succes verzekerd, de anderen grijnsden wel.
't Lamste was echter, dat er hier zoo ellendig-veel aan sport werd gedaan, voetballen, slagballen, hardloopen, discus- en speerwerpen, je dee in je vrije uren haast niet anders.... Nou, achter 'n lap leer 'anloopen, kon ie nog wel - al vond ie er niks aan - maar van de rest had ie geen kaas gegeten.... In den Haag vroeger, ja,.... hij zat er in de bioscoop of liep achter de muziek van de grenadiers - fijn bliezen die kerels - en 's zomers was ie op Scheveningen - dáár kon je eventjes gappen! - verder wist ie nog allerlei plaatsen waar je makkelijk geld in je handen kreeg,.... doch aan sport doen?.... Als hij centen had, kocht ie er sigaretten voor of lord Listers,.... ging ie naar Scala of naar 'n cinema - goeje tijd, iets fijners bestond er immers niet.... Wie liep er zich nou voor de lol in 't zweet?....
Maar hier moest je wel, of je wou of niet.... Wanneer je 's avonds - nota bene als er geen lessen of zooiets waren! - 'es lekker-rustig leunen ging tegen de schutting, dan vloog als 'n duvel meneer van Straelen op je af.... ‘Allo, geen gelummel, meedoen of 'n boek pakken’ - altijd zong de vent hetzelfde liedje.... Nou, van lezen hield Willem niet, tenminste, de flauwe kost, welke ze hier verkochten, konden ze van hem cadeau krijgen,.... allemaal indianenboekjes, goed voor kleine jongens, geen enkele behoorlijke detectiefroman.... Wat bleef anders over dan meedoen?.. ja, je mocht ook nog in 't schoollokaal gaan zitten lééren, doch daar voelde je natuurlijk heelemaal niks voor.... En wee je gebeente, wanneer je niet je inspande bij 't spel - als van Straelen in de smiezen kreeg, dat je 't wel geloofde, raakte-n-ie onaangenaam kort aangebonden.... ‘Slapjassen hooren in 'n broeikas’ - alweer zoo'n vaststaande uitdrukking van hem en hij transporteerde je heel gemoedereerd naar 'n politiekamer in gezelschap van twintig cijfersommen....
Nee, je kon je plezier hier wel op....
* * *
Toch, na 'n tijdje kon Willem sport doen, zonder dat de anderen hem voortdurend uitlachten.... 't Had hem menige zweetdroppel gekost en 'n groot aantal verwenschingen was over z'n hoofd heengegaan - want in 't begin verknoeide hij geregeld de mooiste kansen van z'n eigen partij - doch 't ging nu.... Echter, opgenomen in de gemeenschap, thuis onder de jongens, raakte hij niet - schoon hij er sterk z'n best voor deed.. Wat drommel, destijds in den Haag kon ie net zooveel vrinden krijgen als ie wilde en wanneer ie met 'n troep meeging, kozen ze hem stilzwijgend tot aanvoerder.... En hier - 't leek wel of de duivel ermee speelde, al z'n pogingen mislukten,.... hij begreep er niets van....
Eerst probeerde hij zich aan te sluiten bij de grootsten.... 't Viel niet mee, want z'n oude zekerheid was ie kwijt en daardoor doodsbenauwd 't verkeerd aan
| |
| |
te zullen pakken.... Misschien kwam ie er in, door veel te praten over vroeger - al zei-d-ie 'et zelf, hij had in den Haag heel wat meegemaakt - en dus stofte hij op z'n verleden, vertelde op vertrouwelijken toon van z'n dieverijen,.... en ze luisterden.... Moediger geworden door de klaarblijkelijke belangstelling, plaatste hij knipoogend 'n schuine mop, hij kneep 'em wel, dat het uit zou lekken, maar hij moest nú toonen, dat ie 'n kerel was.... Gelukkig, er werd - schoon ietwat schuw - om gelachen, daarop zinspeelde hij geheimzinnig op allerlei avonturen, welke hij met meisjes zou gehad hebben en waarover hij láter wel 'es uitvoeriger praten zou..
Toen Willem ophield te vertellen en met iets zegevierends rondkeek - ze voelden nóu toch zeker wel, dat ie geen groentje was, doch 'n duchtig door de wol geverfde mannetjesputter - nam Henk Lamers het woord, een der meest populaire jongens uit de groep. Allang had Willem op diens vriendschap gehoopt, tot nog toe te vergeefs, Henk bleef stug op 'n afstand en spotte hardnekkig met al z'n sportieve ongelukken. Maar nú scheen hij dan eindelijk gewonnen.
‘Potdorie jô’, zei hij en hij gaf Willem 'n joviale, ofschoon pijnlijke klap op de schouder, ‘jij hebt heel wat meer uitgespookt dan ik.... Raai 'es waarvoor ze mij hier gestopt hebben? Nou?’
Willem haalde z'n schouders op en bekende z'n onwetendheid.
‘Ik vond op de straatweg 'n touwtje en dat beurde-n-ik op.’
De ander keek argwanend, werd ie soms tóch weer genomen?
‘'n Féit!’ ging Lamers onverstoorbaar verder, ‘nee, je hoeft me niet met zulke groote oogen aan te staren,.... ik verkoop nooit smoesjes! nooit!.... Toevallig zat 'an dat touwtje 'n koe - maar dat wist ik niet.. En nou ga 'k 'n potje pillen....’
Lachend liepen de jongens met Lamers mee, Willem alleen achterlatend. En toen begreep deze, dat ze niets van z'n verhalen geloofden, ze hadden hem aangehoord, wijl ze toevallig niks beters wisten te doen, maar er door in hun achting gestegen was hij niet.... Wie weet, wandelden ze nu met uitgestreken gezichten naar van Straelen om te vertellen, wat hij gezegd had,.... kreeg hij nog straf op de koop toe.... Als het eerste 't beste boertje was ie er ingevlogen,.... nou maakten ze buiten natuurlijk lol omdat ie zich zoo fijn had laten nemen.... Nijdig balde hij de vuist,.... o, als ie 'es gelegenheid kreeg zich te wreken op dit tuig....
* * *
Gelukkig, hem aanbrengen deden ze toch niet.... 'n Paar dagen liep Willem met de angst in z'n hart, dat de een of ander van Straelen zou meedeelen, waar het gesprek over geloopen had en telkens als de man z'n naam noemde kromp ie in-een van schrik - cachot stond op schuine moppen, dat wist ie zeker en hij was als de dood voor brommen in 't hok - maar nee, ze mochten hem pesten, ze klikten tenminste niet.... Nou, ze konden lang wachten, eer hij weer 'n mond opendeed over z'n verleden, aan die eene keer had ie genoeg....
| |
| |
Toch bleef hij zinnen op 'n middel om meer populair te worden. Niet, wijl hij z'n groepsgenooten zoo aardig vond, innerlijk haatte hij ze. Maar het kwetste voortdurend z'n trots, dat hij, die vroeger altijd de eerste viool speelde, hier zich tevreden moest stellen met te worden geduld, hij kon het eenvoudig niet verkroppen. Dus wierp hij het over 'n andere boeg, vernederde zich - ofschoon hij inwendig kookte - deed onderdanig tegen de jongens, omgaf vooral de invloedrijke met allerlei vriendelijkheid.... In alles poogde hij uit te blinken, op school leerde hij tot hij er hoofdpijn van kreeg, tijdens de sport deed hij z'n best, alsof z'n leven er van af hing. 't Lukte hem wezenlijk 'n goed voetballer te worden, in de achterhoede werd hij 'n behoorlijke kracht - toch speelde ieder oogenblik z'n zelfingenomenheid hem weer parten. Telkens opnieuw liet ie uitkomen, dat hij zich-zelf 'n kranige vent vond en onmiddellijk reageerden de anderen er op door snouwen en plagerijen.... Vergeefs poogde hij dan door direct inbinden de gemaakte indruk te doen verdwijnen, z'n kameraden voelden instinctief, dat ie comedie speelde, zich slechts nederig voordeed.... En dan lieten ze zonder genade hun spotwoorden weer over hem heen gaan, of verkleinden zonder gewetenswroeging z'n onmiskenbare verdiensten,.... Willem zweeg en trok zich terug in de eenzaamheid, woedend op de geheele wereld.... Doch den volgenden dag putte hij zich uit in vriendelijkheid tegen z'n ernstigste belagers,.... zinspeelde met geen enkel woord op 't gepasseerde van gisteren, toonde niet de minste wrok. Met onverwoestbare hoop van te zullen slagen begon hij van voren af aan z'n positie op te bouwen en al bleef er 'n kern van jongens, welke te winnen onmogelijk scheen, op den duur kwamen er steeds meer, die met 'n zeker respect tegen hem opzagen.
| |
II.
Vol interesse had van Straelen in den loop der maanden het gedrag van z'n leerling gadegeslagen. Vóórdat de jongen in z'n groep kwam, was hij in staat gesteld kennis te nemen van de zeer ongunstige rapporten, welke over Willem waren uitgebracht en ofschoon hij heel wel wist, dat de dossiers der verpleegden in zake de karakterbeschrijving soms erg ver er naast waren, in dit geval achtte hij groote voorzichtigheid plicht. De knaap stond afgeschilderd als 'n ongevoelige, brute jongen, die 'n gansche bende van kameraden om zich vereenigd had, waarop hij onbetwiste invloed uitoefende, voorts was hij de schrik der buurt, straatschender eerste klas, onverbeterlijk diefachtig, terwijl z'n moeder - 'n weduwe - niet het minste gezag over hem kon uitoefenen, ja hem nog dwaselijk verwende.
Van Straelen vond het 'n hoogst merkwaardig waschlijstje van alle mogelijke ondeugden - maar zelfs al was de helft ervan overdreven, dan leek het nog erg genoeg, Toen Willem voor 't eerst in z'n klas verscheen, schrok de onderwijzer toch min of meer: inderdaad, de jongen maakte 'n ongunstigen indruk met z'n plompe gestalte en het breede, bol-bleeke gezicht, terwijl de groenachtige oogen
| |
| |
schuw langs iemand heen keken.... Dat bleef langen tijd van Straelen's grootste grief tegen z'n leerling: hij dorst je nooit recht aanzien. Overigens viel het erg mee: 't brute heerschap scheen z'n vroegere overmoed in het huis van bewaring reeds te hebben verloren, hij was beleefd, haast kruiperig....
Ook van de onbetwiste invloed op andere jongens bleek weinig. Integendeel constateerde van Straelen, dat z'n groep zeer weinig van den nieuweling hebben moest en expres zorgde hijzelf ervoor, dat de eerste weken zoo min mogelijk notitie van Willem genomen werd. 't Kon volstrekt geen kwaad als de knaap 'es niet al te vlug zich thuis voelde, moeite had met de omgeving, het leerde hem de hoog noodige bescheidenheid. Echter, Willem bleef het zwarte schaap, ook toen de begin-periode allang voorbij was - zoo hier en daar informeerde van Straelen eens, waar 't eigenlijk aan lag, 't bleek dat z'n jongens de telkens voor den dag komende zelfgenoegzaamheid van Bastiaans niet konden zetten.
Hoewel hij Willem evenmin aantrekkelijk vond, toch kreeg hij respect voor diens wilskracht. In 't begin blonk de knaap op school volstrekt niet uit, veel verzuim had groote gapingen in z'n kennis veroorzaakt en bovendien was z'n aanleg middelmatig. Na 'n maand ongeveer begon hij echter plotseling aan te pakken, vroeg om extra-werk, klom 's avonds met boeken en schriften naar boven om daar nog 'n uur verder te leeren en 't bleek niet 'n bevlieging van enkele dagen, zooals bij de anderen zoovaak voorkwam, integendeel - hij zette door. Na 'n half jaar had hij vrijwel z'n achterstand ingehaald, toen na gehouden proefwerk hij als nummer twee uit de bus kwam, achtte van Straelen zich verplicht dit feit roemend te memoreeren en in de volle klas stelde hij Willem tot 'n voorbeeld van ijver en plichtsbetrachting. Maar tegelijkertijd begreep hij beter dan ooit te voren, waarom anderen hun groepsgenoot 'n hak zetten wanneer ze konden - het schijnbaar nederig en toch in werkelijkheid hinderlijk-triomfeerend gezicht dat de jongen onder het pluimpje trok, ergerde hem zelfs.
Hij besloot er met Bastiaans over te praten. Denzelfden avond nog nam hij hem apart.
‘Het deed me erg veel plezier, kerel, toen ik bij 't nakijken van 't proefwerk merkte, dat jij zoo'n flink stuk ingehaald had’, begon hij, zich dwingend tot vriendelijkheid.
Willem draaide wat verlegen op z'n hakken heen en weer. Tóch klonk z'n antwoord tamelijk positief.
‘Ik heb ook hard gewerkt, meneer.’
‘Dat heb ik wel gezien jongen.... En - ben je nu erg tevreden over je zelf?’
‘Misschien was ik wel nummer één geweest, als ik nóg beter m'n best had gedaan’ - Willem keek naar den grond, toen ie dit zei.
‘Je bent dus niét tevreden?’ 't Was van Straelen onmogelijk de gemoedelijke toon vol te houden, hij sprak de laatste woorden op 'n toon, als of ie 'n standje wilde gaan uitdeelen.
| |
| |
De ander voelde de verandering. Direct antwoordde hij:
‘Eigenlijk wél meneer.’
‘Maar man, waarom begin je dan met die bescheiden smoesjes?’ zei van Straelen heftiger dan ie wel wilde, ‘ik vind het heel begrijpelijk, dat jij, die met leeren 'n hoop moeite hebt, blij bent met het bereikte resultaat. Je mag dat gerust tegen mij zeggen, zonder dat ik dan denken ga, dat je aan hoogmoedswaanzin lijdt.... Hoe bevalt het je tegenwoordig in de groep?’
‘Best meneer.’
‘Zoo,.... dat valt me mee.... Ik dacht, dat je nog al 'es ruzie had met die jongens!’
‘Nou ja,.... dat overkomt iedereen.’
‘Zeker,.... maar ik meende toch gemerkt te hebben, dat ze jou tamelijk veel afbijten - nou, laat ik het maar ronduit zeggen: eigenlijk geloof ik, dat je nu niet bepaald erg geliefd bent hier.... Of ben ik er náást?’
Willem haalde de schouders op. ‘Ze zijn jaloersch’, zei hij na eenige aarzeling.
‘Waarop?’
‘Omdat 'k zoo vooruit gegaan ben.’
‘Kom - denk je dat het dát alleen is?’
'k Zou niet weten, wat anders.... Ik leg ze nooit 'n stroobreed in de weg....’
‘Heb je nooit 'es bij je zelf gedacht, dat je weinige populariteit kon liggen aan je eigenaardige manier van optreden - aan het feit bijvoorbeeld, dat haast iedere dag Willem Bastiaans laat merken dat ie Willem Bastiaans 'n geweldig kranige kerel vindt?’
De ander knikte ontkennend.
‘Kijk 'es jongen, vanaf het oogenblik dat jij hier in de groep kwam, heb ik vrij nauwkeurig op je gelet.... Ik heb gezien, hoe je je alle mogelijke moeite gaf om er bij de jongens en bij mij in te komen,.... en hoe slecht het je lukte....’
Plotseling snikte Willem het uit. ‘U heeft óók altijd de pest 'an me gehad’, zei hij, woest met z'n hand in de oogen wrijvend, ‘tegen mij was U heel anders als tegen de anderen.’
‘Waarde heer, begin nu niet tragisch te doen, ik ben daar zoo hopeloos ongevoelig voor.... Bovendien praat je onzin.... Weet je, wat jouw hoofdfout is?.... je vindt je zelf te belangrijk....’
‘Heelemaal niet’, zei Willem dof.
‘Och kom.... Zooláng je in de groep bent, heb je niets anders geprobeerd, dan je zelf naar voren te schuiven. Ik weet, dat je vroeger in den Haag gewend was ontzien, misschien wel bewonderd te worden. En je grootste grief - ook tegen mij - is, dat we hier niet in aanbidding liggen voor Willem Bastiaans.... Integendeel - we vinden, dat er nog heel wat aan hem verbeterd moet worden, dat ie er nog lang niet is....’
| |
| |
‘Dat weet ik ook wel....’
‘Práchtig.... Maar doe dan één stap verder en vecht 'es tegen je gruwelijke pedanterie.... Je hebt 'n behoorlijke dosis wilskracht, gebruik die 'es in déze richting. En misschien kom je in de loop der jaren dan tot de conclusie, dat men het goed met je meenen kan óók als men je ronduit de waarheid zegt. Begrijp je wat ik hiermee bedoel?’
‘Jawel meneer.’
‘Nou, doe dan voortaan niet meer alsof je hier het vreeselijk lot van door ieder gehaat te worden, dragen moet. Zoo erg is het niet met je. Ik wil je met plezier op alle mogelijke manieren helpen, jou evengoed als 'n ander.’
‘Dank U, meneer’ - en Willem stak plotseling z'n hand uit, welke van Straelen overbluft drukte.... Onder 't naar huis gaan, moest hij zijns ondanks lachen, hoewel hij 't geërgerd gevoel van misschien beetgenomen te zijn niet van zich af kon zetten.... Zou het werkelijk 'n spontaan gebaar van Bastiaans geweest zijn, iets gemeends?.... 't Was natuurlijk mogelijk, maar aan den anderen kant, dergelijke dingen waren voor 'n jongen merkwaardig ongewoon.... Grappig was 't in ieder geval, dat hij daarnet zoo zoetjes de ietwat kleffe hand van Willem te drukken stond.... hij, die voor gevoelvolle demonstraties bang was als de dood....
* * *
Toen van Straelen de groepsdeur achter zich gesloten had, ging Willem kalm in het schoollokaal zitten, nam 'n boek en deed alsof ie verdiept raakte in de lectuur. Buiten speelden de jongens, maar hij voelde er niets voor mee te doen - vast zagen ze aan z'n gezicht, dat er wat bijzonders aan de hand was geweest en hij wilde geplaag voorkomen. Achteraf vond ie het jammer, dat ie daareven zich zoo had laten gaan - één oogenblik toen de vent zoo echt gemeen liet merken, dat ie nòch bij hem, nòch bij de jongens er in kon komen, was het hem onmogelijk zich te beheerschen, gooide hij er uit, wat hem voor den mond kwam.... En op dit oogenblik geloofde hij nog, dat van Straelen hem niet mocht - ook al verkocht de man mooie praatjes van willen helpen en dergelijke.... Och kom, gedurende den tijd dat ie hier zat, had ie haast geen vriendelijk woord gehoord,.... dat onnoozele pluimpje van van middag was hem al lang vergald, door wat ie daarna te verteren kreeg....
Tóch voelde Willem - ondanks z'n nijd - eenig respect voor van Straelen, makkelijk bedotten kon je hem niet,.... en 't bleek wel dat de vent hem leelijk door had.... Verdikkie,.... met 'n vrindelijk gezicht waren hem daar eenige waarheden gezegd,.... nou, vroeger in de vrijheid scholden ze hem altijd uit voor alles wat gemeen was, dát liet je langs je kouwe kleeren glijden, desnoods gaf je 'n groote bek terug - hier moest je slikken en ‘dank U’ zeggen op de koop toe.... Met herrie-maken en boos-doen schoot je immers niks op,.... bovendien,
| |
| |
wanneer van Straelen heel gemoedelijk en met 'n blauw gezichtje eventjes vertelde hoe-d-ie over je dacht. ja,.... dan stond je toch feitelijk óók met je mond vol tanden.... Niks prettig als er iemand vlak bij je leefde, die je zoo in de smiezen had,... afijn, misschien werd de man, nou-d-ie eenmaal z'n gal 'es 'n keer had uitgespuwd, wat vriendelijker.... Aan hém zou 't niet liggen, hij zou wel zorgen voortaan uit van Straelen's vingers te blijven....
| |
III.
Van nu af aan had Willem maar één doel, dat ie met onverzettelijke halsstarrigheid najaagde: allereerst in de gunst te komen bij meneer. Hij begreep, dat het moeite zou kosten, dat hij zich buitengewoon in acht zou moeten nemen - maar hij wilde. Met de jongens klaarde hij het wel op den duur,.... z'n moeder stuurde vrij geregeld pakjes over, wanneer je dan gul deed en niet doodbleef op 'n stuk chocola of 'n handvol snoepgoed, kreeg je gauw genoeg vrienden.... En de weinigen, die hem negeeren bléven, nou ja - al vond ie 't vervelend - die moest je dan maar in hun vet laten gaar smoren....
Geen oogenblik verslapte z'n ijver - 't volgend proefwerk bracht hem van de tweede op de eerste plaats. Zeer zorgvuldig hield hij zich buiten de geheime overtredingen zijner kameraden - vaak werd rookgerei uit 'n hoogere afdeeling gesmokkeld naar 'n lagere, wanneer dergelijke zaakjes uitkwamen, bleek Willem altijd er buiten te staan, dikwijls had hij er zelfs tegen gewaarschuwd.... En toch maakte hij niet den indruk van hinderlijk-braaf te zijn, en nóóit klikte hij - toen van Straelen na 'n jaar Willem's balans opmaakte, kwam hij tot 'n inderdaad gunstig resultaat.... Op school behoorde de jongen tot de besten, een der weinige leerlingen, waarvan je nu 'es als onderwijzer plezier beleefde, in de gemeenschap was hij 'n betrouwbare knaap, wien misschien alleen verweten kon worden, dat hij wat te zichtbaar z'n best deed.... Eigenlijk was het toch bar moeilijk van 'n verpleegde 'n behoorlijke persoonsbeschrijving te geven, ondanks alle mogelijke tests,.... als van Straelen nu alles precies naging - wat wist hij dan feitelijk van Willem? Iedereen, die met den vent in aanraking kwam en iets kende van z'n slechte verleden, roemde den jongen,.... en werkelijk alles wat ie aanpakte, deed ie góéd.... Op z'n herhaald verzoek opgenomen in de gestichtsfanfare, behoorde hij in korten tijd tot de beste spelers, en zijn plotse vorderingen prikkelden de overigen weer tot intenser oefening om niet overvleugeld te worden - de dirigent wreef z'n handen en prees Bastiaans zéér.... En toen de oudere leden der vereeniging gaandeweg afvielen, wijl ze 't gesticht verlieten - toen groeide Willem's invloed, weldra was hij de ziel van 't corps en de anderen, ofschoon nu en dan morrend, onderwierpen zich aan z'n leiding - voor geen gering deel was 't aan zijn werken te danken, dat de fanfare bij dorpsfeesten 'es medewerking verleenen mocht.
| |
| |
Van Straelen overdacht dit alles, en nochtans liet hij 't formulier van persoonsbeschrijving oningevuld.... Binnen 'n paar dagen was er algemeene vergadering, waarop men bespreken zou de verplaatsing van verschillende jongens uit de schoolnaar studie- of ambachtsgroepen, Willem had den wensch te kennen gegeven opgeleid te mogen worden tot boekhouder. Voor 'n deel hing de verwezenlijking van dit verlangen af van van Straelen's advies - ofschoon minder dan het leek.... Want Willem was verstandig genoeg geweest, meer menschen dan alleen z'n leider te bewerken, wáár hij slechts kans zag, had hij gesproken over z'n hoop hetzelfde vak te mogen leeren als door wijlen z'n vader uitgeoefend. Feitelijk wist ieder er reeds alles van - en gegeven de gunstige stemming, waarin de collega's ten opzichte van Bastiaans verkeerden, stonden z'n kansen zeker goed....
Weer keek van Straelen naar het blanco formulier voor hem,.... 't werd langzamerhand tijd, dat hij aan 't invullen en aan 't adviseeren begon,.... maakte hij 't zich niet overdreven lastig? Je kon ook te zwaar op de hand worden en al te minutieuse zoekers van waarheid liepen kans tot bekrompen krentenwegers te vergroeien.... Tenslotte had ie feiten genoeg om Willem - zonder overdrijving - te kunnen afschilderen als 'n goede, eerlijke, veelbelovende knaap,.... dat, ondanks die feiten, hij Willem steeds bleef zien, als 'n niet gave, niét eerlijke slechts zeer eerzuchtige jongen, kon voortkomen uit 'n verkeerd aanvoelen.... En op zoo iets zwevends mocht hij toch niet afgaan. Bastiaans had recht op 'n billijke beoordeeling - bovendien, wanneer de goede daden van brave, zelfs vooraanstaande burgers een gewaardeerd werden naar de impulzen - wat bleef er dan over? Wie wel 'es 'n blik sloeg in eigen hart, kreeg reden te over tot schaamte - ook als opvoeder - en leerde iets verstaan van de inderdaad wonderlijke genade van God, dat Hij door ménschen gediend wilde worden.... Hoevaak bestond dat nederig dienen niet uit hoogmoedig verknoeien, ondanks de vele vrome woorden,.. hoevaak bestond je opvoeder-zijn niet uit het laten koning kraaien van eigen haan - al was het dan in paedagogisch dialect.
* * *
Er werd op de algemeene vergadering lang en ernstig en grondig over de verhooging of overplaatsing der jongens gepraat - doch slechts kort over Willem. Toen van Straelen meedeelde, dat de knaap leeren wilde voor boekhouder, wat meebracht 'n vertoeven in de studiegroep, de afdeeling waar men groote vrijheíd en vele voorrechten genoot, was er niemand, die bezwaren opperde.
‘Al wilde die jongen bij wijze van spreken opgeleid worden voor middelbaar wiskunde’, zei Martin, het hoofd van onderwijs tevens adjunct-directeur, ‘dan zou 'k er nóg voor zijn.... Ik vind het gewoonweg 'n práchtkerel -’ Martin werd zelden enthousiast, maar ditmaal was ie het hevig....
‘Acht U hem in staat de opleiding te kunnen volgen, meneer van Straelen?’ vroeg de directeur.
| |
| |
‘O ja.... Wat hij mist aan bevattingsvermogen, haalt hij in door z'n ijver.... Veel begaafder jongens dan hij moesten het tegen hem afleggen....’
‘Dat is waar.... Nu en wat z'n gedrag betreft zie ik geen enkele reden waarom we hem niet bij meneer van Waveren zouden plaatsen.... integendeel, als er één voorrechten verdient, is hij het....’
'n Algemeen gemurmel van toestemming volgde op deze woorden - even voelde van Straelen ergernis opkriebelen omdat het voor Willem zoo gesmeerd ging, terwijl over andere jongens, die 't misschien meer verdienden dan hij, zwaar gediscussieerd werd.... Enfin, 't was van hem áf, van Waveren moest nu maar zien, hoe hij 't met z'n Bastiaans redde....
* * *
Met de beste voornemens bezield, betrad Willem z'n nieuwe verblijf. Eigenlijk kneep hij hem wel 'n weinig - over het regime in de studie-groep liepen onder de jongens de wonderlijkste verhalen.... Je kwam er met heel veel moeite in, en lag er buitengewoon makkelijk weer uit, je had 'n berg voorrechten, maar één domme streek deed je ze alle verliezen. En dan de meneer er van - de een schilderde hem af als 'n ongelooflijk humeurig individu, wiens grootste genoegen was, 'n gestichtsjongen er tusschen te nemen, onmenschelijk streng voor nieuwelingen, alleen maar goed voor z'n vriendjes,.... de ander roemde hem daarentegen weer huizenhoog, ofschoon allen toegaven, dat je voorzichtig met hem wezen moest - nou, Willem was niet anders van plan.... Het deed hem plezier, dat ie thans met van Straelen niets meer te maken had,.... zeker, de laatste tijd liep alles op rolletjes, o, de man was heel dragelijk geweest,.... maar tóch, recht boteren tusschen hen tweeën deed het nooit.... Misschien viel van Waveren mee in 't gebruik, in elk geval, hij zat nou in de hoogste groep van 't gesticht en zou wel zorgen, dat ie er in bleef óók....
Zéér voorzichtig gedroeg Willem zich - de eerste tijd merkte van Waveren nauwelijks, dat de jongen bestond. Met haast eerbiedige oogen keek hij als er les werd gegeven en tegenover de oudste leerlingen, die vlak voor hun examen zaten en dus zich voelden als bijna-heeren, was z'n houding zoowat onderdanig. Niet dat hij ze aardig vond - in z'n hart noemde hij ze opscheppers en als ze met gewichtige gezichten en veel boeken 's avonds verdwenen in 'n politiekamer, waar ze zwaar rookten en weinig studeerden, dan hield ie met moeite z'n gezicht effen - maar toch benijdde hij hen. En hevig verlangde hij er naar over 'n jaar of anderhalf net zoo te kunnen doen - ook 'n beetje minachtend naar de sommen der nieuwelingen te kijken, óók ten aanhoore der groenen, die pas met boekhouden begonnen waren, ernstig te boomen over de ieder jaar moeilijker examen opgaven, óók de ongeren te gebruiken voor allerlei kleine diensten....
Och - 't leven in de studie-groep was zoo kwaad niet.... Nou ja, de eerste
| |
| |
tijd moest je je erg koest houden, niet te veel drukte maken, je 'n beetje achteraf plaatsen.... 't kostte hem wel moeite, maar als je het deed, had je het best.... Zelfs de geweldige van Waveren vond ie heel niet om zoo tegen op te kijken,.... lieve hemel, 't was heel geen vent om benauwd voor te wezen.... Eigenlijk voelde-n ie voor van Straelen indertijd veel meer respect,.... zeker, hij was misschien minder streng, kon oudere jongens misschien minder gauw aan omdat ie niet zoo'n groote mond had - maar hij zag door je heen.... Tegen Van Waveren zou je niet veel spats maken, wijl je wist dat ie je met 'n paar spot-woorden staan liet in je hemd, maar overigens.... Al die kouwe drukte van opspelen,.... dat rondloopen met 'n gezicht als 'n donderwolk,.... dat plotselinge uitvallen tegen 'n jongen die 'es iets verkeerd deed,.... je schrok er wel 'es van en zorgde dat je uit de buurt bleef - doch zoo heel veel indruk maakte het ten slotte niet.... Meestal zag je van te voren wel, hoe het met hem stond; als ie uit z'n humeur was, had ie 'n kleine rimpel tusschen z'n oogen - ‘hij heeft weer 'n pestbui’, ging dan de waarschuwing rond.... Nou, daarna wist ieder uit welke hoek de wind woei en je rekende er mee....
Maar kennen, zooals van Straelen je kon, deed ie je niét.... Willem wist zeker, dat er jongens uit de groep, die toch dikke vrinden met meneer waren, heel niet deugden: ze speelden mooi weer in z'n gezicht, maar, achter z'n rug,.... nou! En och, 't was toch ook eigenlijk zoo'n klein kunstje om in de geur te komen: je moest hard werken, niet te veel toonen, dat je graag voetbalde - want daar had ie 't land aan - en veel met hem praten over je toekomst en zoo.... Als je dan bovendien nog 'n beetje degelijk wist te doen óók: bijvoorbeeld lid werd van de jongelingsvereeniging in 't gesticht, 'n beetje spaarde van je zakgeld en niet alles verrookte,.... nou, dan was je 't heertje!
Gelukkig - Willem gaf niet veel om rooken, hij kreeg er hoofdpijn van, 'n enkel sigaretje zoo nu en dan smaakte soms, maar nooit gebruikte hij er twee.... Jammer, dat ie niet tegen 'n pijp kon, hij werd er helaas zoo misselijk van als 'n kat, als je van degelijk sprak, dan was dát het.... Enfin, hij sloeg toch 'n behoorlijk figuur tegenover de anderen en wat alles goed maakte: hij was ook lid van de jongelingsvereeniging, zat zelfs in 't bestuur.
Niet alléén om in de geur te komen echter. Nou ja, natuurlijk - 't stond niet kwaad, en van Waveren - al oefende hij in dit opzicht nooit invloed op de jongens uit - vond het prettig. Maar Willem kwam uit 'n geloovig milieu, z'n moeder was zeer vroom, schreef hem steeds brieven vol teksten en stuurde ieder jaar 'n christelijke scheurkalender - ofschoon hij vroeger zich bitter weinig van de geestelijke dingen had aangetrokken en de Zondagsschool alleen maar waardeerde om het Kerstfeest én de cent voor de zending, die hij steevast versnoepte - tháns vond hij godsdienst toch eigenlijk iets noodzakelijks.... De heele leiding van 't gesticht ging hem er in voor, en dat waren allen respectabele menschen. Willem meende
| |
| |
oprecht, dat het bij goed-oppassen behoorde christelijk te rijn - de jongens die niet deugden, waren geen van allen vroom te noemen. Hij ging graag naar de kerk, omdat de directeur mooi preekte, hij bad geregeld, omdat dit plicht was. Wel is waar bleef veel van 't gehoorde hem onduidelijk - als de dominee sprak van bekeering of van strijd tegen boezemzonden, dan luisterde hij wel, maar begreep niet recht, wat z'n bidden bij voorbeeld te maken had met z'n eigen, innerlijk leven. Hij volbracht het, wijl het behoorde tot 'n reeks zaken, welke te zamen den godsdienst uitmaakten - doch iets helpen tegen z'n jongens-zonden deed het hem niet.
Geen oogenblik aarzelde hij om, direct na z'n zeventienden verjaardag, zich op te geven als lid der jongelingsvereeniging. Eens in de week, 's Zondagsavonds, was er vergadering, 'n niet onprettig besluit van den saaien dag, je bleef op tot tien uur, dronk 'n beker thee, kreeg aardige voordrachten te hooren en van tijd tot tijd 'n interessante lezing met lichtbeelden van een der heeren. Er waren jongens, die het er 'n droge boel vonden,.... 'n vent uit je klas moest je voorzitter noemen, en je moest weer luisteren naar 'n bijbelbespreking - alsof de dominee niet iederen dag genoeg vromigheid oplepelde - en dan al die flauwe grapjes van invloed oefenen in 't gesticht en in de klas, niks dan huichelarij natuurlijk of zoeken in 'n goed blaadje te komen.... Willem trok zich van al dit mopperen niets aan, hij vond het er gezellig, bovendien kon je er, zonder dat het opviel, de eerste viool spelen - de meesten toch hadden het land als ze iets doen moesten, 'n voordracht of zoo, en waren maar al te blij als 'n ander hun baantje overnam. En Willem liet zich graag hooren, verlegenheid kende hij niet - zoo hield hij vaak inleidingen of las voor uit de Genestet en van Zeggelen, ernst en luim dus met overleg wisselend.. 't Duurde niet lang of z'n stage bereidwilligheid werd beloond, 'n half jaar voordragens bracht hem op de stoel van den president....
Toen hij dien avond op bed lag en z'n gestichtsleven overdacht, voelde hij zich ruimschoots tevreden. Ondanks z'n slechte begin was hij tóch aardig in 't zaal gekomen, met gerechtvaardigde trots kon hij zich thans noemen een der meest geziene jongens uit 't gesticht. Bij den directeur mocht hij 'n potje breken, van Waveren toonde in alles, dat ie hem 'n kei van 'n kerel vond, met de jongens had ie geen last meer, de bloei der fanfare was zijn werk, de jongelingsvereeniging wilde hem als voorzitter en hij maakte 'n prachtkans om nog captain van 't gestichtselftal te worden óók....
| |
IV.
Wat z'n afkomst betreft, behoorde Willem oorspronkelijk tot beteren stand dan het gros der gestichtsjongens - z'n vader was boekhouder geweest op 'n groote fabriek en nóg had hij 'n oom, die 'n goede betrekking bekleedde aan 'n bank in Rotterdam. Echter, het plotse sterven van den vader had het gezin doen achteruit
| |
| |
gaan, moeder Bastiaans was te zwak om leiding te kunnen geven en 'er verkwistende aard bracht haar al spoedig in schulden. 'n Paar maal hielp de oom, hij poogde ook Willem op het goede pad te houden, doch de onverstandige opvoedingstactiek van z'n schoonzuster, die door dik en dun Willem's wangedrag verontschuldigde, verijdelde alles. Teneinde raad trok de man zich terug en ofschoon hij de veroordeeling van z'n neef voelde als 'n schande voor den eerlijken naam, dien hij droeg, dat de dwangopvoeding den jongen onttrok aan 'n omgeving, welke hem absoluut verloren zou doen gaan, achtte hij 'n zegen. Misschien kwam Willem op déze manier nog terecht.
Heimelijk informeerde hij telkens naar het gedrag en de vorderingen van Willem zonder echter met den jongen zelf contact te zoeken. Van den aanvang af luidden de berichten gunstig - 't zei hem weinig, natuurlijk, zoo'n eersten tijd, onder streng regiem, hield het ergste boefje zich koest.... Eerst als men rekenen mocht, dat 'n knaap aan 'n bepaald systeem gewend was, kon men met meer recht oordeelen - daarbij, Veenzand werd bestuurd door 'n dominee, in den regel waren predikanten onpraktische menschen, vanwege hun vak idealisten en de sfeer van 't gesticht was orthodox-christelijk, óók al bedenkelijk. Gerrit Bastiaans vond orthodoxen ietwat domperig en zwaar op de hand en oordeelde dat al hun gezeur over zonde en onmacht tot goed doen, slappe suffers kweekte.... Van al de mooie woorden, die de menschen gebruikten in kerk of samenkomst, ging ten slotte bitter weinig kracht uit: z'n schoonzuster was vroom en ze had 'er gezin en 'er zoon verknoeid,.... sommigen van z'n ambtenaren - hij was afdeelingschef - waren vroom, ze werkten geen steek beter dan de niet-vromen.... Eigenlijk vond ie godsdienst alleen maar nuttig voor zwakkelingen, die niet behoorlijk konden leven zonder 'n stok achter de deur, voor hen was God de groote boeman, die klaar stond met hellestraf - wél, als het hielp ze met dit idee in 't spoor te houden, vooruit dan.... Hij had er géén behoefte aan, hij wist z'n plicht te doen en fatsoenlijk door de wereld te komen, ook al geloofde hij niet aan eeuwige verdoemenis of gelukzaligheid mitsgaders al de zonderlinge poespas, welke de dominees nog meer verkochten. Mensch-zijn in de volle beteekenis van het woord, dat was zijn godsdienst - het overige gaf ie cadeau.
Inmiddels raakte hij toch benieuwd om eens iets te zien van de gunstige resultaten welke men meende in Veenzand behaald te hebben. De laatste berichten luidden dat Willem opgeleid werd voor boekhouder en met grooten ijver werkte - als dit werkelijk waar was, als ze van het verslapte, diefachtige, lammenadige kereltje, die hém tot wanhoop gebracht had, werkelijk nog 'n behoorlijk vakman wisten te maken, dan konden ze ginds meer dan alleen bidden en psalmzingen en nam hij met plezier voor dát soort vroomheid z'n hoed af.
In z'n vacantie trok hij 'n dag naar Veenzand. Hij vond, dat ie keurig ontvangen en behandeld werd als 'n heer - ten slotte kwam je toch eigenlijk maar om 'n
| |
| |
boefje op te zoeken, wie hier z'n kinderen ter opvoeding had moeten afstaan, behoorde natuurlijk voor negenennegentig procent tot het schorriemorrie.... Enfin, ze zagen aan hem blijkbaar, dat ie 'n behoorlijk mensch was, bovendien kenden ze hem ook uit z'n brieven - de directeur deed hoogst hupsch en praatte gelukkig gansch niet zalvend. En Willem viel hem zéér mee - inderdaad, hier waren resultaten behaald, der vermelding waard. De jongen sprak beschaafd, was flink uit de kluiten gegroeid en voor zoover hij 't in zoo korten tijd beoordeelen kon, degelijk in z'n voordeel veranderd.... Kranig werk, hij had er respect voor.
'n Heelen middag besteedde hij aan z'n bezoek. Willem mocht hem 't gesticht laten zien en dit verhoogde nog z'n enthousiasme.
‘Wel jongen’, zei hij, toen ze weer zaten, ‘wil je wel gelooven, dat ik haast jaloersch op je ben?’
Willem trok 'n ongeloovig gezicht, maar dorst niet veel te antwoorden. Eigenlijk was ie door deze onverwachte visite geducht in de war - z'n herinneringen aan oom Gerrit waren niet van de prettigste, in tijden had ie niks van hem gehoord en nu in eens dit....
‘Natuurlijk, ik begrijp wel, dat je liever vrij was.... Maar anders, wat 'n leven hier, wat 'n pracht-opleiding voor niéts.... Ik moest in mijn tijd hard blokken, me ontspanning ontzeggen, me bekrimpen tot het uiterste - en jij? Alles gebeurt van zelf, de menschen staan de heele dag voor je klaar,.... ik vind het 'n zegen!’
‘Dat is het ook, oom’, zei Willem plechtig. Hij vond het maar beter, alles toe te stemmen, ofschoon hij dien zegen nu nooit zoo erg gevoeld had.... Nog al wiedus, dat ze hier voor je klaar stonden, ze werden er voor betaald en bovendien, hij was hier niet op zijn verzoek neergepoot, licht dat de heeren dan hun best voor je deden..
‘'k Ben blij dat je 't zoo voelt.... En nóg blijer ben ik, dat ik je zóó ten goede veranderd heb mogen aantreffen. Je vader was 'n beste, brave man, Willem, ik hield veel van hem.... 't Heeft me erg veel verdriet gedaan, dat jij vroeger zoo verkeerd ging - maar dat je nu van plan bent weer in de voetstappen van je vader te treden, verheugt me meer dan ik zeggen kan.... Werk zoo hard als je kunt, leer zoo veel mogelijk, alles komt je in 't leven te pas.... En dit beloof ik je plechtig: wanneer je kláár bent en je blijft van zins als 'n eerlijk man door de wereld te gaan, dan kun je op mijn steun rekenen.’
‘Dank U oom’, zei Willem verheugd. Inderdaad - dit was de prettigste verrassing van den geheelen dag - vrijwel zeker kon ie thans wezen na z'n examen spoedig geplaatst te worden. Oom had invloed genoeg en nu hij hem zoo gunstig gezind bleek, zou hij de man met alle kracht te vrind houden....
‘Ik zal tante Anna vertellen, dat we weer 'n neef hebben’, ging Bastiaans verder, ‘ook háár zal dit verheugen.... En nu jongen, ik reken er op, dat je me voortaan geregeld schrijft, ik zal mijnerzijds eveneens voor geregelde correspondentie zorg dragen. Je mist 'n vader - die leege plaats wil ik vervullen.’
| |
| |
Oom praatte wel wat deftig,.... maar hij meende het bést.... Willem wilde graag op de een of andere manier z'n dankbaarheid toonen, wist alleen niet hóe - steeds gedempt ‘dank U, oom’ zeggen, stond zoo kaal....
‘Dan ga ik nu heen. Ik weet, dat ik je in goede handen achterlaat en dat je zelf met de beste voornemens bezield bent.... Doe m'n groeten aan je directeur - over 'n paar maanden kom ik je weer 'n bezoek brengen.’
Willem drukte hartelijk de hem toegestoken hand en voelde er 'n rijksdaalder in glijden.... Fijn, hij had net 'n nieuw voetbalbroekje noodig, dat kon ie nou prachtig in 't dorp koopen....
* * *
Geregeld schreef Willem na het ontvangen bezoek aan z'n oom en hij ontving ook steeds antwoord terug - brieven vol ernstige raadgevingen en wijze lessen, ietwat gemaakt van stijl en met veel stadhuiswoorden, doch in 'n toon, die gemeend klonk. Willem vond ze erg mooi en liet ze steeds aan van Waveren lezen en dan bespraken ze samen ernstig den inhoud. Er kwam veel in voor over ‘den leermeesters dankbaar zijn’, over ‘hunnen invloed gewillig ondergaan’, over ‘paraat worden voor den strijd des levens’,.... soms werd van Waveren er wel eens wat kriebelig onder, maar Willem deed zóó onbevangen en toonde zich zóó ingenomen met de lofredenen op 't gesticht, dat de groepsleider tenslotte geen enkele reden kon vinden om den jongen te wantrouwen. Iets van de degelijkheid des ooms scheen in den neef gevaren,.... hij sprak over Rotterdam alsof hij er morgen naar toe moest, vertelde hoe hij z'n leven zou inrichten en op het programma prijkten zeer moedgevend geregeld kerkgaan, studeeren 's avond en lid worden van 'n jongemannen vereeniging....
Willem huichelde niet, als hij zoo sprak - ofschoon sommige jongens, die iets van die gesprekken hoorden, het dachten. Inderdaad zag hij z'n toekomstig bestaan vast verankerd aan kerk en godsdienst, zoo lag het veilig en je kon vooruitkomen. 't Was toch maar 'n feit - z'n eigen gestichtsleven deed niet anders dan het voortdurend bewijzen - dat iemand, die in Veenzand, z'n best deed zich naar de regelen - ook de godsdienstige regelen - van het huis zoo goed mogelijk te gedragen, er voor beloond werd. De anderen mochten achter z'n rug over hem kletsen, zeggen, dat de kat de kandelaar likt om de smeer - hij had er rondweg lak aan, ging rustig z'n gang.... Had hij geen bést leven? Genoot hij niet alle mogelijke voorrechten? Nam hij, met al z'n baantjes, niet 'n eerste plaats in? Nou ja, je moest er wat tegenover zetten,.... je moest eerlijk blijven, 't geschonken vertrouwen niet beschamen,.... 't was soms moeilijk, want je had wel 'es lust met verboden dingen mee te doen,.... maar als je jezelf in bedwang hield, trok je toch steevast aan 't langste end.... En natuurlijk, dat je later in de maatschappij van 't zelfde laken 'n pak aangemeten kreeg - ook daar kwam de belooning voor vroomheid en degelijkheid, ook daar hielpen ze je voort als je in alles je best deed....
| |
| |
Als hij, in 'n rustig oogenblikje, z'n positie van thans 'es vergeleek bij die van 'n paar jaar terug, wat 'n verschil constateerde hij dan.... Nog zag hij zich staan, dien eersten dag in den tuin, door niemand met eenige aandacht waardig gekeurd, och wat leek hij destijds 'n slecht leven te zullen krijgen.... En hoe was alles niet meegeloopen,.... tóen achteraf gezet, nú op 'n vooraanstaande plaats, tóen door van Straelen gewantrouwd, nú door allen beschouwd als 'n toonbeeld van eerlijkheid... Werkelijk, van laatste was hij eerste geworden....
* * *
Intusschen werkte hij hard. Komende jaar moest ie examen doen en 't was voor Willem 'n heele toer klaar te komen - de fanfare en de sport eischten mede 'n heel stuk van z'n tijd. Het eerste wilde hij niet laten schieten, omdat het verbazend prettig was met optochten in 't dorp mee te doen, je zag nog 'es iets anders dan 't eeuwige gesticht, kwam er 'es echt uit en wát fijn zoo door allen voor de baas van 't zaakje te worden aangezien! Er ging altijd wel 'n meneer mee als geleider - maar die liet toch de regeling aan hem over, hij bepaalde welke marschen er gespeeld zouden worden en hij dankte voor 't applaus.... Doch het repeteeren of instudeeren van nieuwe stukken kostte heel wat uren per week, geen wonder, dat ie tot 's avonds laat in 'n politiekamer te blokken zat - ja, zoover was hij nu ook, maar hij deed wijzer dan vorige jongens: hij verkoos alleen te zitten en voste. Slagen moest en zou-d-ie, in Rotterdam rekenden ze er vast op,.... z'n kantoorstoel stond al klaar....
Eigenlijk was hij toch 'n reuzen-boffer.... Geen haar op z'n hoofd had ooit gedacht, dat z'n oom, met wien hij vroeger steeds ruzie had, zich weer opnieuw met hem bemoeien zou. En nu was hij de dikste vrienden met hen,.... hij kreeg hartelijke brieven vol loftuitingen - laatst nog een over de keurige kapstok, die hij gestuurd had.... 'n Grappig geval - hij werd nu ginds ook nog aangezien voor iemand, die buitengewoon handig knutselen kon, terwijl hij alleen maar had geholpen met inwassen.... Henk Daaleman had het ding voor hem in elkaar gezet en met snijwerk versierd, 't was 'n prachtstuk geworden,.... nu was de vent bezig met 'n naaidoos voor tante Anna.... Natuurlijk kon hij in 'n volgende brief schrijven, dat hij beide voorwerpen had láten maken,.... hoewel,.... och wat gaf het ook,.... hoe beter z'n oom van hem dacht, hoe meer voordeel het afwierp....
| |
V.
‘Dus, meneer van Waveren, U durft het aan Bastiaans met November examen te laten doen?’
‘Gerust directeur. De vent heeft gewerkt als 'n paard en wat hij eenmaal in z'n hoofd heeft gehamerd, vergeet hij niet meer.... Natuurlijk: ik sta er niet voor in, dat hij er kómt, 'n examen blijft altijd 'n examen, maar goeje kans maakt hij zeker.’
‘U is dus tevreden.’
| |
| |
‘In alle opzichten. 'k Meen dat meneer Martin hem op 'n vergadering 'es 'n prachtkerel heeft genoemd - nu, na twee jaar hem meegemaakt te hebben, durf ik het volkomen onderschrijven....’
‘Ja, de jongen heeft buitengewoon goed opgepast.... Toch vraag ik me wel eens af, of alles echt was....’
‘Hoe bedoelt U?’
‘Vond U hem nooit,.... nu, laat ik zeggen ál te braaf?’
‘'t Viel me nooit op, nee.... natuurlijk heeft ie fouten,.... hij is erg zelfingenomen, kan moeilijk hebben, dat je aanmerkingen maakt,.... hij is tamelijk eerzuchtig ook geloof ik - maar 'n huichelaar zeker niet.... Mijns inziens bezit ie sterk les défauts de ses qualités.’
‘Of les qualités de ses défauts’ - zijns ondanks zei van Straelen het hardop. Eigenlijk had ie zich heel niet in de discussie willen mengen, de periode Bastiaans lag ver achter hem en hij was sinds dien tijd slechts heel sporadisch met den jongen in aanraking gekomen.... Maar toen van Waveren daareven zoo hevig zelfverzekerd z'n oordeel zat mee te deelen, kwam de oude tegenzin weer op, vooral na de vraag van Ds. Hoven, die toch blijkbaar iets dergelijks voelde als hij....
‘Méént U dit, meneer van Straelen?’ vroeg de directeur.
Even aarzelde de aangesprokene - zwijgen beter achtend, tóch met grooten lust tot spreken. Maar hij móest nu wel antwoorden, al was het alleen uit beleefdheid.
‘Ik stel direct voorop, directeur, dat het al twee jaar geleden is sinds ik Bastiaans in de groep had, m'n oordeel is dus min of meer oudbakken en ten overvloede: de jongen kan veranderd zijn.. Maar, ofschoon hij ook bij mij heel goed z'n best deed en eerder reden tot roemen dan tot klagen gaf - ik had altijd het hinderlijke gevoel, dat eerzucht en berekening 'n te groote rol bij hem speelden.... Vandaar dat ik sprak van de qualiteiten van z'n fouten.’
‘U bracht toch bij z'n overplaatsing 'n heel gunstig rapport uit’, zei Martin, die 'n geheugen bezat als 'n ijzeren pot en - dikwijls ten onpleziere van menig aanwezige - uit vergaderingen van jaren her zich uitspraken herinnerde, welke dan in flagranten strijd bleken met de tegenwoordige.
‘Natuurlijk’, zei van Stralen kort. ‘Ik sprak zooeven van 'n gevoel. Wanneer daartegenover feiten staan, ben ik gewend, die de voorrang te geven.’
‘Dat begrijp ik niet’, glimlachte Martin.
Van Straelen zuchte - daar had je 't gegooi door de glazen al,.... nu moest ie 'n heele boom gaan opzetten....
‘'t Is toch vrij duidelijk, dunkt me. Om me bij dit geval te bepalen: Bastiaans gaf me geen enkele reden tot 'n ongunstig oordeel, hij deed ijverig z'n best, werkte goed, scheen betrouwbaar. Alleen, dwars tegen die feiten - U stemt me misschien toe, dat ik dit feiten mag noemen - in, hield ik het gevoel: het is niet gemeend, het komt niet uit innerlijke drang voort, het is berekening, het is eerzucht. Nu meen
| |
| |
ik nog steeds, dat men met z'n immers zeer subjectieve gevoel voorzichtig moet zijn, sympathieën of antipathieën liefst heel niet moet laten spreken. Vandaar, dat ik over 't geen ik nu - helaas - te berde bracht, tóen zweeg.’
‘Hoe denkt U over 't geen van Straelen zei - hebt U nooit die indruk gehad?’ vroeg de directeur aan van Waveren.
‘Nooit directeur.... Ik kreeg juist altijd 't gevoel, dat Willem bij al z'n fouten oprecht was. 't Is natuurlijk mogelijk, dat de jongen vróeger minder gunstig zich voordeed - in twee jaar kan veel veranderen.... Overigens is lezen in iemands innerlijk erg moeilijk en ik zal nooit beweren, dat mijn kijk op 'n jongen de juiste is.’
‘Ik ook niet’, zei van Straelen.
‘Dan zijn we 't zooals altijd, weer wonderlijk eens,’ sprak de directeur ietwat spottend. ‘In ieder geval ben ik blij, dat we hier even over gepraat hebben, 't kan voor ons 'n aansporing zijn Willem, voordat ie weggaat, nog 'es goed onder de loupe te nemen. Ik zal een dezer dagen zelf 'es met hem spreken,.... ik kreeg gisteren weer 'n uitnoodiging voor de fanfare en dat geeft me 'n ongezochte gelegenheid 'es rustig onder vier oogen met hem te praten....’
* * *
Den volgenden avond reeds moest Willem bij den directeur komen. De meeste, jongens voelden zich weinig op hun gemak, wanneer ze op het bureau geroepen werden - heel vaak kwamen daar zorgvuldig geheim gehouden overtredingen aan het licht en bovendien was het er zoo ellendig deftig: groote stoelen, waar je in wegzonk, 'n schrijftafel vol papieren, 'n kleed op den grond, waarover je natuurlijk altijd struikelde. En dan de man zelf....
Maar Willem kende geen angst. Rustig klopte hij aan, vrijmoedig trad ie binnen, als een, die weet hoe 't hoort, bleef hij in correcte houding voor den schrijftafel staan.
‘Ik heb je laten roepen, Willem’, zei Ds. Hoven, ‘omdat de fanfare aanstaande Donderdag spelen moet op het kinderfeest van de Oranjevereeniging. Hoe lijkt je dit?’
‘Fijn directeur!’
‘Maar jullie mogen wel goed oefenen, want éérst blaas je mee in de optocht en dan nog op het terrein. Jullie moet dus zorgen voor behoorlijke afwisseling - niet alleen marschen - wordt dat niet te moeilijk?’
‘O nee, directeur. Meneer Riemelts zei laatst, dat we best 'es 'n uitvoering konden geven, zooveel nummers kennen we.’
‘Zoo, da's prachtig.... Maar - lijdt onder al die blazerij je werk niet wat veel? Je wou van 't najaar examen doen, is 't niet?’
‘Als U 't goed vindt, graag directeur.’
‘Denk je, dat je er komt?’
| |
| |
‘Dat weet ik niet, directeur, maar meneer van Waveren zei, dat ik het best probeeren kon.’
‘En wat zeg jij van je zelf? Zit je erg in de rats?’
‘'t Is 'n erg zwaar examen, directeur, en 't wordt ieder jaar moeilijker.’
‘Och kom - ga nu niet zeuren.... Bijna iedereen, die examen gaat doen klaagt van te voren - net als jij - dat het zoo zwaar is en dat het steeds moeilijker wordt. Als ie er dan dóór is, heeft ie 'n glorie extra, is ie gezakt, dan heeft ie 'n excuus extra.. Maar jij moet er maar heelemaal over zwijgen - zoo'n onnoozel diploma-examentje.... Honderden doen het, die overdag hard moesten werken en slechts 's ávonds tijd hadden voor studie en ze slagen. En jij kunt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat leeren....’
Willem werd wat kriebelig onder dit betoog.... De directeur zat daar te redeneeren alsof ie van boekhouden wonderveel verstand had en in werkelijkheid wist ie er geen klap van.... 'n Diploma-examentje - jawel, makkelijk gezegd, maar als de baas dat examentje moest doen, zakte-ie als 'n baksteen.... Willem dácht er niet aan, iets te zeggen over de moeilijkheid of gemakkelijkheid van de domineesstudie - alsof er géén honderden predikanten waren! - waarom bleef de directeur dan ook niet van zijn vak af?
Maar natuurlijk - zooiets kon hij als gestichtsjongen niet vertellen en dus antwoordde hij:
‘Meneer van Waveren zegt toch óók, dat de opgaven ieder jaar moeilijker worden.’
‘Dat zal meneer zeggen, denk ik, om jou tot grooter krachtsinspanning aan te sporen, hij zal, net als ik, bang zijn dat je zult gaan meenen, dat je al knap genoeg bent. Vróegere jongens trokken zich de laatste maanden uit alles terug, maar jij blijft aan alles meedoen - overschat je je zelf niet te veel? Kosten al je liefhebberijen je niet 'n hoop tijd, die je nu eigenlijk beter kon gebruiken?’
Willem vond, dat de directeur 'n vervelende bui had, de man deed niks anders als hém 'n hak zetten. En waaróm bleef hem 'n raadsel....
‘Al m'n liefhebberijen, directeur? Alleen de fanfare - en dat is maar twee uur in de week. De jongelingsvereeniging telt niet mee - die vergadert 's Zondagsavonds en 's Zondags werk ik nooit.’
‘Waarom niet?’
Willem aarzelde even met antwoorden, hij vond dit 'n rare vraag voor 'n dominee. Net of die niet wist, dat je op de Sabbath rust houden moest....
‘Omdat je op Zondag, - U weet dat toch óók wel, directeur!’
‘Ik wil het nu 'es van jou hooren.’
‘Zes dagen zult gij arbeiden, maar de zevende dag is de Sabbath des Heeren uws Gods, dan zult gij géén werk doen’, zei Willem prompt.
‘Dat heb je goed uit je hoofd geleerd.... En wat doe je nu wél, 's Zondags?’
‘Lezen directeur, daar heb ik door-de-weeks geen tijd voor. En dan:
| |
| |
wandelen met de groep natuurlijk en 's avonds wat voetballen in de tuin.’
‘Je vindt dus, dat dát mag?’
Willem kreeg 'n onaangenaam gevoel over zich,.... 't leek, alsof de directeur hem zoo'n beetje voor den gek zat te houden, hij keek tenminste door z'n groote brilleglazen op 'n manier, die den jongen niets beviel.... En wat de man met al die vragen bedoelde mocht Joost weten, hij snapte er geen sikkepit van.... Het maakte Willem onrustig, dit vreemde gesprek en hij raakte z'n zekerheid geheel en al kwijt....
‘Jawel directeur’, zei hij na eenig zwijgen, ‘het is toch geen werken?’
‘Verveel je je nooit 's Zondags?’
‘Soms wel, directeur.’
‘Zoo - maar ook al verveel je je, leeren doe je vast niet, hé?’
‘Nee directeur - dát kan ik de heele week nog doen.’
‘Ah, hier springt plotseling de aap uit de mouw’, zei de directeur glimlachend. ‘Maar nu moet je me 'es even vertellen, Willem, waarom gaf je nu éérst als reden voor je 's Zondags niet willen werken op 'n vroomklinkend voorwendsel, terwijl het toch in werkelijkheid daar niets mee te maken heeft? Doe je dat nu, omdat je denkt: daar zit 'n dominee in die groote stoel en die vindt het wel prettig, als ik 'n beetje godsdienstig me voordoe?’
‘Daar dacht ik heel niet aan, directeur’, zei Willem, terwijl hij verontwaardigdontkennend 't hoofd schudde....
‘'t Lijkt er anders veel op. En weet je: ik vind 'n dergelijk optreden fataal, je begrijpt wel wat dat vreemde woord beteekent. De laatste tijd heb ik trouwens wel 'es méér de indruk gekregen, dat jij 'n heele boel dingen doet of nalaat, niet uit innerlijke overtuiging, maar omdat je meent, dat wij zooiets prettig zouden vinden en jou roemen als 'n brave kerel.’
Willem was doodsbleek geworden en keek strak naar den grond.
‘Weet je wat het groote gevaar is, waar je zoodoende aan bloot staat?’ ging Ds. Hoven voort, Willem's veranderde houding niet achtend. ‘Dit: dat je je heele leven niets anders gaat doen, dan 'n brave ról spelen, met andere woorden: dat je uitgroeit tot 'n volmaakte huichelaar. Ik zeg niet - versta me goed - dat jij dit bent, ik geloof integendeel, dat je het tot op zekere hoogte eerlijk meent, dat je heusch dacht op deze manier het góed te doen. Maar werkelijk jongen, vrome woorden en brave daden maken iemand nog niet tot 'n christen - 't is mógelijk, dat je sommige menschen er mee wint, Gód ziet het hart aan en Hij geeft niets om uiterlijk gedoe.... En nu moet je niet denken, dat ik dit alles je zei, om je onaangenaam te wezen of uit lust je 'n standje te maken - als ik niet vond, dat je in 'n heele hoop opzichten 'n flinke kerel bent, dat was ik zoo niet opgetreden. Maar ik vreesde wel, dat je met al je goede kwaliteiten op 'n dwaalweg verkeerde en daarom wilde ik je waarschuwen, vóór het misschien te laat was....’
| |
| |
Willem zei niets, keek nog steeds naar den grond.
‘Denk nu maar 'es rustig na over 't geen we samen besproken hebben, ik begrijp wel, dat je op 't oogenblik liever niet verder met me praat. Of wou je nog iets zeggen?’
‘Nee directeur’, mompelde Willem.
‘Nu, ga dan maar naar de groep terug. Voor de zaak van aanstaande Donderdag zal ik verder wel zorgen. Dág Willem.’
‘Dag directeur’, en Willem verdween.
* * *
Van Straelen had het toch wel goed gevoeld - tenminste tot op zekere hoogte.. Ongetwijfeld zat er in Bastiaans 'n stevig stuk farizeïsme en veel van z'n braafheid kwam voort uit louter utiliteits-overwegingen.... Ds. Hoven zuchtte even, scherper dan ooit zag hij het gevaar, dat men handige aanpassing en uitwendige gehoorzaamheid ging aanzien voor innerlijke verbetering.
(Wordt vervolgd).
|
|