Opwaartsche Wegen. Jaargang 4
(1926-1927)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
[pagina 245]
| |
G. SchrijverGa naar voetnoot1).Schrijver is in het begin van dit jaar vijftig geworden; ‘Jobje's avontuurlijke jeugd’ bevat auto-biografiese elementen, en is voorzien van een portret van de Schrijver. Redenen, waarom we inplaats van over Jobje het in de eerste plaats over Schrijver hebben in deze boekbespreking. Oorspronkelik voor onderwijzer bestemd, kwam hij al vroeg in de journalistiek. Nog vóór zijn twintigste jaar schreef hij een histories verhaal, dat nu als ‘Stormgetij’ jongens nog altijd boeit. Met ‘De jongens van de club’ en ‘Toen Moeder weg was’ heeft hij zich later een uitstekend kinderschrijver getoond. Zijn eerste, nog steeds lezenswaarde, roman was Het eenzame pad; zijn belangrijkste werk is De lichte last. De lichte last is een boek dat blijft; als eerste Christelike roman, onder de invloed van de realisten van '80 ontstaan, is het de beste tekening van het Christelike arbeidersgezin uit de tijd van 1900 gebleven. Alleen als dokument heeft het reeds belangrijke betekenis; meer is het door het naar voren brengen van een paar prachtige karakters en van diepere - want meer geestelike - betekenis door de uit het verhaal vanzelf naar voren tredende prediking, dat de zwaarste last met Jezus licht wordt. De lezers van Opwaartsche Wegen kennen hem als verteller van menig kostelik schetsje; die van de laatste jaren werden in het bundeltje ‘Hoogtijden’ verzameld. Verder heeft Schrijver in ‘Ons Tijdschrift’ en in ‘De Nederlander’ menige pittige kritiek geschreven. Al is dit overzicht geen volledige bibliografie, toch is het genoeg om enig idee te geven van de belangrijke plaats die Schrijver in de Christelik-literaire wereld inneemt. Een innemende figuur met een gulle, brede lach, zo zat hij bij ons in Utrecht, prettig vertellend. Een genoegelike verteller is hij ook in Jobje's avontuurlijke jeugd. Het is geen wereldschokkend boek, maar het is zuivere, eerlike vertelkunst. Een enkel hoofdstukje er uit stond in ‘Opwaartsche Wegen’ (IV De Dief en VIII Uitgaansdag) zodat onze lezers weten, dat het een boek is als Jaapje van v. Looy, om het eerste en misschien nog altijd merkwaardigste van deze soort te noemen: jeugdherinneringen als verhaal. Het heeft er mee gemeen, dat het eigenlik niet een geheel is, maar een verzameling schetsen, het heeft er ook mee gemeen de eerlike, goedgeslaagde zelfwaarneming in het verleden, het zich kunnen terugplaatsen in het kind, dat men geweest is. Evenals in Jaapje wordt hier ook direkt vanuit het kind geredeneerd. Krijgen we ook als bij Jaapje later nog een vervolg: Job, waarin we de avonturen mogen meebeleven van iemand, die als jongen van een jaar of zestien in de journalistiek gaat en zien wat dat wordt in de herinnering van de man die tot kunstenaar is gerijpt? v. H. |
|