Opwaartsche Wegen. Jaargang 4(1926-1927)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 228] [p. 228] Bekentenis door Jan H. Eekhout. Heer, Heer, den dag lang hijgen onze tochten voorbij aan U, Die eens ons oogen zochten. Heer, U voorbij vermoedt ons wringend denken, in armelijken waan, een groot doel wenken. Heer, elk van ons aanschouwt een ijdel wonder en drijft zichzelven blindelings ten onder. En Gij, Gij zijt in eind'loos droef bezinnen en huivert, God, om machteloos beminnen. Doch strekkend, Heer, de moegejaagde leden richt menig onzer nog tot U zijn beden. Gij weet, o God, hun saamgekrampte handen en bin hun eenzaam hart dat schroeiend branden. Want als de nachtwind ruizelt door het loover buigt Gij U zacht, Heer, tot mijn leven over. Vorige Volgende