Opwaartsche Wegen. Jaargang 3(1925-1926)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] Vaas met Judaspenning en Pauweveeren door Willem de Mérode. Hij keek met innigheid naar 't zuiver licht, Dat milder werd wanneer het ging te glijden Over de witte penningen, de zijden Ovalen, die zoo simpel en zoo slicht In stillen deemoed stonden opgericht, En met hun zilverigen glans verblijdden, Als handen bleek van lang en heilig lijden, En 't lachen van een kinderaangezicht. En rond hen wuifde breed, een welig heir, De bonte trotschheid van de pauweveer Met blauwgroen fonkelen en gouden pralen. Zij wierpen hoog een schaduw van hun pracht Over den nederigen blanken dracht: Vroomheid moet lichten en wat schoon is stralen. Vorige Volgende