Opwaartsche Wegen. Jaargang 3(1925-1926)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] Ik weet dat gij zult Wachten..... Door L. Olivier. Ik weet dat Gij zult wachten, wanneer ik in den avond tot U keer, Gij kent mijn dwalend harte, en weet wel dat ik U alleen ontbeer,.... Gij zult de schamelheid van mijne lompen, verwiss'len voor het smetloos kleed, Gij koelt mijn moede voeten, Gij houdt mij drank en maal gereed. Gij zult de veil'ge rust mij schenken, waarnaar mijn rust'loos harte haakt, Het blij vertrouwen geven, dat tot Uw eigen kind mij maakt. De balsem Uwer liefde, heelt mijner wonden wrange pijn en gloed, En bluscht den brand der oogen, en stilt den wilden klop van 't bonzend bloed. Maar als het morgenlicht roodt aan de kimmen, en 't melken maanlicht dooft, Wanneer de blije vogels fluiten, en de dag al's levens heerlijkheid belooft, Dan glijdt mijn hand wel aarz'lend uit Uw handen, en vindt mijn voet gereê het oude spoor, Dan opent bij den eersten druk de stroeve grendel, en willig wijkt de zware poort. [pagina 131] [p. 131] En 'k zie het droef verwijt van Uwe oogen, maar voor mij lokt het licht en blindt mijn blik, En om mij wolkt de geur van 't volle, wond're leven, en 'k voel den toover van het oogenblik.... Dan, zonder omzien, haastig, reppen zich m'n voeten, en vinden weer het oude pad, Daar wachten mij de oude vreugden, die 'k eens zoo zeer heb liefgehad. - O roode vrucht van schoone logen, wel smaakt Uw eerste bete zoet, Maar bitter is de ruil voor zielen, die wisselden hun schat voor 's werelds goed. - - - - - - - - - - - - - - Ik durf niet tot U treden, ik weet wel dat Gij in den avond wacht, Maar schaamte dekt mijn moe geschreide oogen, wijl 'k pijnlijk voel dat Gij mij niet veracht. Dit breekt mijn trotsche zinnen, dit doet mij vluchten voor U heen.... - Doch in het duister hoor 'k Uw stap en noodend roepen, en 'k voel Uw trouwe armen om mij heen.... Vorige Volgende