Opwaartsche Wegen. Jaargang 3(1925-1926)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Nummer 1] Gedichten door Willem de Merode. Vandaag heb ik mijn hart aan u verloren, Rozen, zoo rood als versch vergoten bloed. Ik zie in u den ouden liefdegloed, Die, nieuw, elk jaar in ieder wordt herboren. En, o, het stille lichten der ivoren! Dit is zoo teeder als een onvermoed Streelen van tengre handen, en het zoet Voelen van fluisterlippen aan onze ooren. Ik weet wel, wat mij zoo gelukkig maakt. Gij hebt mijn hart zoo warm en licht gemaakt, En gaat zelf als een licht door mijn gedachten. O rozen, donkerder dan purpren dood, Die, stille vlam, den doornenbosch ontschoot. Uit dood en leven heb ik heil te wachten. [pagina 2] [p. 2] Ik was tot ongevoelige aard geworden. God zweefde nader en Hij vormde een beeld. 'k Weet nu nog hoe zijn scheppende adem streelt. 't Was of er kevers door mijn donker snorden. 'k Werd los en lichter, want de loome dood Was van mijn leden langzaam weggeweken. En 'k was een ding, waarnaar Gods oogen keken, En eensklaps werd de wereld om mij groot. Zijn adem machtig door mij henen deinde. 't Hart klopte, brandend stuwde 't bloed, en schrijnde Ik hoorde, en zag, en voelde, en smaakte en rook. Ik wist, en dacht, en sprak; in duizelingen Zag ik God lachen, en ik hoorde een zingen, En zag God lachen, en ik zag u ook. [pagina 3] [p. 3] Pierrot. Ongemaskerd ga ik door de wereld, Wijl mijn aangezicht genoeg verbergt. En mijn weenen en mijn lach, die perelt, Tot nieuwsgierigheid de menschen tergt. Zotskap ben ik met een effen aanzicht, Grappenmaker, als mij smart verteert. Blank van oogen, of de gouden maan licht, Heb ik liefdes hoogst geluk beheerd. 't Witte pak met groote zwarte knoopen Hult mij niet zoo zeker als mijn spot. Maar voor u ligt heel mijn wezen open Als de harten voor het oog van God. Ach, ik bazel, hoor mijn lachen loopen Langs de mandoline, groote zot. Vorige Volgende