Een heel kras staaltje vind ik in 't eerste bedrijf.
r. 219 e.v. In het volledige drama staat:
218[regelnummer]
Godt sloot van eeuwigheit het Menschdom te verheffen
Oock boven 't Engelsdom, en op te voeren tot
220[regelnummer]
Een klaerheit en een licht, dat niet verschilt van God
231[regelnummer]
Genade dooft Natuur en al haar glansen uit.
De heer L. maakt daarvan:
Godt sloot van eeuwigheit het Menschdom te verheffen
Oock boven 't Engelsdom, en al haar glansen uit.
dus na de eerste helft van vs. 219 volgt de tweede helft van vs. 231. Twee vershelften, die niet bij elkander horen, worden hier bij elkaar gelapt, de 2e helft verandert zelfs helemaal van betekenis.
Iets dergeliks komt niet eens, maar vele malen voor. Prachtige vergelijkingen worden als onnutte ballast tegelijk op zij gezet.
In het begin van het 2de bedrijf:
vs. 357 Een andre klaerheit komt in 't licht der Godtheit stijgen,
En schijnt ons glansen doot; gelyck de zon, by daegh,
De starren dooft, voor 't oogh der schepselen, om laegh,
't Is nacht met Engelen, en alle hemelzonnen:
De menschen hebben 't hart des Oppersten gewonnen,
In 't nieuwe Paradijs: de mensch is 's hemels vrient:
De heer L. knipt weer een vers middendoor en verknoeit het tot:
Een andre klaerheit komt in 't licht der Godtheit stygen
En schynt ons glansen doot; de mensch is 's hemels vrient:
Een andere grief tegen deze uitgave is, dat er een goede inleiding tot Vondels dramatische kunst bij ontbreekt. Een grote verdienste van andere Vondeluitgaven zoals b.v. de Luciferuitgave van Cramer - MoIkenboer is de breedopgezette beschouwing van het stuk en de bibliografiese aantekeningen, die de uitgave ook voor verdere studie van belang doen zijn. Hiervoor komt bij Drs. L. in de plaats de aan 't hoofd van elke pagina geplaatste opmerkingen, een heel magere vergoeding. De bedoeling er van is voornamelik het geven van ‘nauwkeurige inlichtingen omtrent de regie’.
Maar wat hebben lezers nu aan toneelaanwijzing als deze: ‘Daar verschijnt Belz.: er ontstaan effecten van harmonie en van tegenstelling; er komt ruimte, de blauwe hemellappen deinzen: er ontstaat atmosfeer, - en als (24) Ap. op het tooneel wipt, denkt men zich gemakkelijk in den hemel.’ (p. 4 en 5).
Ook de tekstverklaring laat nog al wat te wensen over. De heer Opstelten somt een heel rijtje grove fouten op, die makkelik voorkomen hadden kunnen worden bij het raadplegen van de gewone hulpmiddelen en andere tekstuitgaven.
Ook laat de heer L. ons telkens in de steek, terwijl op andere plaatsen totaal overbodige opmerkingen bijgevoegd zijn.
Zo was beslist nodig geweest - waar telkens in de Lucifer over de ‘kreitsen’ en de ‘negen bogen’ gesproken wordt - om iets te zeggen van het zgn. Ptolemaeiese stelsel, bij Cramer-Molkenboer uitvoerig toegelicht.
Woorden als geestigh in r. 81, redelycke en troni in r. 89, een uitdrukking als 't vrouwelycke dier in r. 132 hadden wel enig kommentaar nodig, om nu maar bij 't eerste bedrijf te blijven. Ook was het wel dienstig geweest zo nu en dan even naar een Bijbeltekst te verwijzen, 'tgeen de heer L. stelselmatig vermijdt, terwijl het voor een niet-Bijbelvaste lezer vooral bij Vondel toch zo verhelderend kan werken; ik denk aan r. 71-72, r. 131, r. 167.