Opwaartsche Wegen. Jaargang 1(1923-1924)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 236] [p. 236] Avond door Y.J. ter Leede. Het armoekleed der vale winterdagen, Dat als een droefheid alles overhangt, Wordt, voor 't in 't leed der scheemring gaat vervagen, Het hart ten troost, dat naar het licht verlangt, Eén oogenblik genavol opgeslagen. En als een vreugde blinkt van gouden hemelwand Een breede rand, door verren horizont gedragen. In glans van teeren luister ligt 't ontluisterd land. En in de diepten, wijd daarachter, Heel vaag, een witte wolkenrand, Die onze armoe doet verwachten De weelden van een wonderland. En als verheerlijkt opgenomen In 't lichtvisioen, van ver aanschouwd, Staan droomend enkle stille boomen Als fijn borduurwerk, paars op goud. Zoo kwam 't geluk, door 't hopen van Mijn hart zoo lang vergeefs verwacht. Even een diepe glans, van ver. En dan - Nog droever dan de dag - de nacht. Vorige Volgende