| |
| |
| |
Boudewijn Büch
De waeraghtige bibliophiel
V
Op 12 oktober diende er een strafzaak in Utrecht. Gerard Reve had een drukker en de verkoper van een illegaal Reveanum voor het gerecht gedaagd. Een interessante casus die oorspronkelijk weinig aandacht kreeg: Het Parool wijdde er een stukje aan op 13 oktober en het vpro-radioprogramma Boeken maakte er een uitzending over die werd uitgezonden op 16 oktober. Op 26 oktober volgde de uitspraak. Reve werd in het gelijk gesteld. De drukker kreeg ƒ500,- boete en werd verder veroordeeld tot verbeurdverklaring van zijn tiepmachine. De verkoper kreeg ƒ1500,- boete. Voor de goede orde: die boetes en tiepmachine krijgt Reve niet, dat vloeit allemaal naar de Nederlandse staat. Indien Reve èchte genoegdoening wenst te krijgen, moet hij een civiele procedure starten. Het recht dient de mens, ofschoon ik die verbeurdverklaring van de tiepmachine door de rechter wat kinderachtig vind.
Nadat Reve had gegloreerd voor de Utrechtse rechtbank, spoedde de schrijver zich naar de Amsterdamse lokaliteit Warstein waar zijn nieuweling De stille vriend aan de pers gepresenteerd werd. Reve's vriend Matroos Joop sprak mij vriendelijk aan, even later was ik in een intiem gesprek gewikkeld met Reve. Wij hebben elkaar gekust. Politiek zullen we het wel nimmer met elkaar eens worden doch de waardering voor de schrijver heb ik hoog in het vaandel. Ik beloofde Reve de brief waar hieronder sprake van is, gauw te beantwoorden. Nu volgt mijn bijdrage die ik reeds vóór De Verzoening geschreven had.
| |
| |
Deze maal wil ik het hebben over een probleem dat Reve zelf in de wereld heeft geholpen en waartegen ik weliswaar geen wettelijke bezwaren heb (kan hebben), ook geen ethische, maar waarvan ik mij goed kan voorstellen dat er mensen zijn - en ik ken er verscheidene - die er wèl bezwaren tegen hebben. Het probleem is als volgt: Reve schrijft mij een brief, ik reageer daarop, hij maakt in zijn brief daarop weer gebruik van informatie en mededelingen van mijn kant enzovoorts en uiteindelijk drukt Reve zijn deel van de briefwisseling af. Dat gebeurde mij inderdaad. In Schoon schip staat het hoofdstukje Lief Fijn Geil Beest. Twee Brieven Met Vier Gedichten aan Boudewijn B. Ik herkende deze brieven in drukvorm slechts vaaglijk. Daarom schreef ik in het weekblad De Tijd (6 juli 1984) een artikel waarin ik de lezer haarfijn uitlegde dat Reve's brieven weinig met de epistolaire realiteit van doen hebben. Van een werknemer bij de uitgeverij Elsevier hoorde ik hoe het ‘redigeren’ (= verbouwen, antidateren, schrappen, toevoegen etc.) door Reve, er in werkelijkheid aan toegaat. Hemeltergend is dat allemaal, vooral omdat Reve onze grootste levende schrijver is en als briefschrijver van een absoluut geniale klasse. Ik kan dat van zeer nabij beoordelen.
Ik lijd er niet onder maar na de verschijning van Reve's gecorrumpeerde brieven aan mij, kreeg ik wel allerlei mensen aan mijn kop zeurend die zeiden: ‘Zo, het zat dus heel anders; dat heb ik nu eens in Reve's Schoon schip gelezen.’ Vandaar mijn stuk in De Tijd. Ik kon een aantal dingen glashelder uiteenzetten. Reve's raarste verandering was wel dat hij een brief uit 1982 veinsde een jaar eerder in eigen beheer te hebben uitgegeven! Ik bezit geen copyright op Reve's brieven - uiteraard niet - maar mag Reve de indruk wekken dat hij brieven aan mij (er is maar één ‘Boudewijn B.’) geschreven heeft, die hij nimmer schreef? Het zal wel, doch het is een vreemdsoortig probleem. Ik zal het vraagstuk met een verzonnen voorbeeld toelichten. Stel dat ik géén homoseksueel zou zijn, getrouwd met twee kinderen en toevallig in correspondentie geraakt met Reve. We nemen aan dat Reve in een brief
| |
| |
aan mij geschreven zou hebben:
‘Gisteravond hebben wij heerlijk gepraat. Ik wil je daarvoor danken.’ Reve zou in Schoon schip II (Uitgeverij Jongenslol, Pekela 1987) laten drukken:
‘Gisteravond hebben wij heerlijk geneukt. Ik wil je daarvoor danken.’ Daardoor zou ik, als getrouwde man met twee kinderen, in de problemen komen. Ondertussen weet ik van twee ex-correspondenten van Reve dat zij werkelijk in de problemen zijn gekomen na publikatie van wel of niet veranderde brieven. Reve heeft reeds lang geleden besloten zijn brieven in druk uit te geven. Niets dan hulde daarvoor en mij steekt het niet. Twee voorbehouden maakte ik echter in De Tijd en nu weer: Reve's brieven zijn in het origineel beter én kunnen in hun gedrukte versie in geen geval als biografische bron gebruikt worden. Op 17 januari 1983 ontving ik de voorlopig laatste brief van Reve. Daarna brak er een storm over ons beider hoofden uit. Dat de correspondentie gestaakt werd heb ik altijd betreurd.
Reve is een aangenaam, geestig en vooral geniaal correspondent. Ik houd geen kopieboek van mijn brieven bij. Zo zal ik nooit in staat zijn mijn brieven en kaarten aan Reve uit te geven. Uit mijn dagboek kan ik af en toe opmaken dat ik hem een poststuk heb gestuurd. In de nacht van 14 op 15 november 1981 beschreef ik in mijn dagboek het enige bezoek dat Reve - onverwacht - bij mij thuis, bracht: ‘Vanochtend 10.00 uur Gerard Reve (!) op bezoek.’ Bladerend door dit zelfde dagboekdeel vond ik op 1 december 1981 de tekst overgeschreven die ik achterop een ansichtkaart vanuit Weimar (DDR) aan Reve gestuurd heb: ‘Ook hier vind ik geen rust & spreek de fles aan. Doch gedenk steeds uwe majesteit. Liefs, Boudewijn Büch.’ Verder vind ik geen teksten-aan-Reve in mijn dagboek. Wel feiten als het aansteken van een kaarsje voor hem in Waalwijk en het sturen van een kaartje uit Suva, Fiji (Stille Zuidzee) op 11 september 1982. Dat kaartje schreef ik onder invloed van de inlandse kava kava-drug dus de tekst zal wel niet al te verheven zijn geweest. Half-september 1984 kijk ik door het klepje van mijn brievenbus en zie een
| |
| |
brief liggen met een hanerig pootje. Ik denk: ‘Dat kan niet waar zijn!’ Het was waar, eenentwintig maanden na Reve's laatste brief, had de meester besloten mij te verwennen met een nieuwe brief. Op het moment dat ik dit schrijf, heb ik hem nog niet geantwoord. Mijn antwoord - als ik dat ooit zal schrijven - zal wat mij betreft ongedrukt blijven. Ik laat de brief hieronder integraal afdrukken. Ik verdien er niets aan; de uitgever van Optima betaalt mij geen honorarium. De uitgever zelf lijdt een noodlijdend bestaan; die brengt het dus ook niets op. Ik druk deze brief af om reden van letterkundige waarheidsliefde en om te vermijden dat Reve's (latere) gedrukte versie de geschiedenis zal ingaan als de enige, echte versie.
| |
Gerard Reve
10 september 1984
[Engelse adres weggelaten]
Lief Stoer Jongensdier,
Heel veel dank voor je brief van 17 Augustus jongstleden. Ik las bovendien ergens dat het zeer goed met je ging. Nu, dat behoort mijns inziens ook zo te zijn: zò jong nog, zò begaafd, en met zulk een voorkomen en gestalte!
Het is ook beter, dat je nu weder je woning af en toe kunt verlaten.
Ja, hoe ik daar toe kom, om U opeens, van de ene dag op de andere, te tutoyeren! Het komt omdat ik het gevoel heb, dat we elkaar al jaren kennen. Wiemand [= Niemand?] heeft je toch kwaad gedaan, of je aan je lichaam, bijvoorbeeld dat prachtige gelaat, op martelijke wijze pijn gedaan [doorgekrast] berokkend? Toch ook niet aan bepaalde andere delen?
Hoe is het met de zwaarmoedigheid? Ik ben zeer zwaarmoedig, maar laat mijn lied door bos en wald [onleesbaar, doorgekrast] schallen, dat het een aard heeft. Het is een kwestie van leeftijd. Sta je er voor, dan moet je er door.
Is er nog een strafvervolging geweest? Ik heb de zaak als het ware uit de verte gevolgd. Later kocht ik in de boekwinkel Schoon schip en zag achterin wel interessante brieven staan. Ondanks de
| |
| |
soms lakoniese en ironiese toon is toch steeds de diepe ernst keukenmeester.
Schrijf of dicht je nog wel eens? Je publiceert zeker niet meer in Het Parool? Een dom trutblad, en ze betalen heel weinig, een intellectuelenfooi. Er staan ook vaak dingen in die in het geheel niet waar zijn. Toen ik uit dienst in Indië terug kwam heb ik een paar jaar bij dat blad gewerkt, maar het individu werd er verstikt. Ik kon mijn eigen niet ontplooien.
Ik ken je afkomst en geslacht, en toch voel ik mij op onwederstaanbare wijze tot je aangetrokken. Ja, zeg dat wel: de taal der liefde is internationaal.
Ik omhels je en ben gedurende de gehele maand je [eerst: ‘en ben je gedurende de gehele maand’]
GerardReve
P.S. Ken jij Ischa Meier? Wat is dat voor een persoon?
Aldus Reve's brief die voorts nog één foutief en later doorgekrast alinea-teken bevat. De brief is afgestempeld in Engeland op 10 september 1984. De adressering luidt: ‘Aan de Heer/ B.Büch/[...] Amsterdam/Hollande’. Achterop staat de afzender en zijn adres, traditioneel op zijn kop geschreven. Overbodig te schrijven dat ik Reve op 17 augustus geen brief schreef.
| |
Boeken van anderen
Ik schrijf niet graag in boeken van mezelf opdrachten. Binnen de kortste keren is een vriendschap of relatie uit en liggen je geëxalteerde krabbels in het antiquariaat. Ooit schonk ik eens een kostbaar drukje van mijn hand aan een Warmonds auteur op wie ik gesteld ben. Ik schreef er een hartelijke opdracht in. Een paar jaar later trof ik dit drukje in een antiquarencatalogus. De antiquaar begrijp ik maar de auteur niet. Hij is namelijk verre van armlastig. Ondertussen schrijf ik met een beetje dubbele tong want ik ben gek op het kopen van boeken met opdracht (van anderen), op boeken uit het bezit van beroemde mensen et cetera. Delen uit het bezit van mr. Harm van
| |
| |
Riel - die al jaren circuleren - kocht ik niet omdat mijn hartje nu eenmaal niet liberaal klopt.
Henri Bruning was als dichter, voor de oorlog, een niet onaanzienlijk talent. Vlak voor en in de oorlog ging de dichter in de fout; hij werd fout. Over het foute gedrag van Bruning schreef ik eens in nrc Handelsblad. Zelfs goede kennissen belden mij verontwaardigd op. Het was een lieve, oude man die een beetje gescharreld had aan de rechter zijde van onze toenmalige samenleving. Verder niets. Ik liet de zaak verder maar rusten want wat zou ik mij druk maken over een tot de derde rang vervallen dichter. Totdat een aardige hoofdstedelijke hoogleraar mij een prachtig uitgevoerd boek toestuurde: Henri Bruning Nieuwe verten, gedichten (Uitgeverij Roskam - Amsterdam-C. Keizersgracht 786, z.j.). In het boek liederlijke liederen als ‘Marche funèbre; ondergang der democratie’ en ‘De Duitsche Adelaar’ - Schund dus allemaal. Het interessantste aan mijn exemplaar is echter een ingeplakt vel papier met de volgende tekst (handschrift):
Den Leider der NSB
Anton Mussert
eerbiedig opgedragen.
12-12-'43
Henri Bruning
Nog steeds heel erg fout eind 1943. Mijn exemplaar blijkt te stammen uit het Maliebaanse nsb-archief te Utrecht.
Fout was ook Keizer Wilhelm ii die in Doorn zijn laatste decennia sleet en vandaar menig feesttelegram aan Hitler zond. Als schrijver - zijn Gedenkschriften verschenen zelfs in het Nederlands - is hij soms heel aardig. Ik heb al zijn werken gelezen en zijn zonderlingste werk is ongetwijfeld Meine Vorfahren (Berlijn 1929). In het boek is een gedrukt vel ingeplakt met de volgende tekst:
| |
| |
Haus Doorn den 31.1 (ms.) 1929 (ms.)
Im Allerhöchsten Auftrage Seiner Majestät des Kaisers und Königs
übersandt. (handtekening in ms. onleesbaar.)
Op een andere wijze was ooit Boudewijn van Houten fout. Hij lichtte samen met Theo Kars de ptt op, moest daar voor boeten en verdween, in tegenstelling tot zijn compaan in misdaad, helemaal uit de literatuur terwijl Kars zich daar met een bos vrouwen min of meer staande in probeert te houden. Toch is Van Houtens roman De ontgroening (in 1971 verschenen bij de Arbeiderspers onder de titel Zoveel lol, een jaar in het studentencorps; herdruk bij Loeb, 1981) heel leesbaar. Van Houten droeg het boek op aan ene ‘Cees Star Busmann’ Deze Cees vond de eerste druk blijkbaar genoeg in zijn boekenkast. De tweede druk die Van Houten hem toestuurde belandde in het antiquariaat. Er staat in een lelijk handschrift:
11/3 - '81
Beste Cees,
Je kent het boek.
Maar je naam staat erin.
Dus ik stuur je toch maar een exemplaar.
Boudewijn
Ondankbare vriend, die Cees. Ik kocht het boek plus een echt manuscript van Boudewijn van Houten voor ƒ 7,50. Voor het geld kan het dus niet geweest zijn dat Cees het verkocht. Voor ƒ 15,- kocht ik Willem Elsschots Verzen (Amsterdam z.j.) en aan dat boekje is niks fout. Op het schutblad trof ik in inkt iets als: ‘opp. van w.i.’ Daarna in potlood ‘drie vrienden:’ en vervolgens de originele signaturen van K. Jonckheere, S. Carmiggelt en R. Brulez. Ik zou nu zo graag willen weten van wie dit boekje is geweest, wanneer het werd gesigneerd, waartoe enzovoorts.
Ik bezit honderden boeken die ik eigenlijk niet wil hebben,
| |
| |
die ik nooit gelezen heb maar die ik kocht voor signaturen of sporen van (oorspronkelijke) eigenaars. Zo bezit ik vier forse delen toneelwerk van Auguste Vacquerie. Dat werk raad ik iedereen af. Toch was die Vacquerie op zijn minst een belangwekkende persoon. (Kijk maar eens in Louis Ulbach Auguste Vacquerie in de serie ‘Célébrités contemporaines’, Parijs 1883). Niet in de laatste plaats omdat zijn broer Charles getrouwd was met Victor Hugo's dochter Léopoldine. Deze beide echtelieden gingen romantisch ten onder. Tijdens een waterpartijtje sloeg het bootje om, Charles probeerde zijn geliefde te redden, beiden verdronken uiteindelijk en Hugo las dat in de krant. Romantiek! - mijnheren en mevrouwen. En daarom kocht ik het toneelwerk van Auguste Vacquerie; omdat het eerste deel de opdracht bevat:
à Van Dhuyl
Son ami Auguste Vacquerie
Wie was Van Dhuyl? Ik weet het nog steeds niet. Belangrijker is dat ik een spoortje van die prachtige kongsi van romantische dood & verlangen (Hugo/Vacquerie) - zij het indirect - in huis heb. Ooit zag ik, avant la lettre, zij was nog niet opnieuw in de mode geraakt, te Parijs een brief van George Sand voor vijftig gulden in een etalage liggen. Het was de tijd dat ik vijfenzeventig gulden per maand verdiende. Ik kon die brief dus niet kopen. Nu zou ik het tiendubbele voor een originele Sand over hebben. Ik houd zo veel van dat rare mens. Ik ben een zotte jongen. Dat ik in het midden der jaren zestig een schilderij van C.D. Friedrich had kunnen kopen voor een paar honderd gulden, is ook al zo iets treurigs. Omstreeks 1970 geraakte - terecht! - Friedrich in de mode en werd zijn werk zeer snel zeer onbetaalbaar. Waarom bestaat mijn leven toch uitsluitend uit het feit dat ik géén geld heb op de goede momenten? ‘Ha! Die Boudewijn!’ ‘Dag, Arthur Rimbaud, mooie bundel, verdomde prachtig! Zou je er effe een krabbeltje in willen zetten?’ ‘Tuurlijk, Boudewijn.’
| |
| |
Teleurstelling andersom: links en rechts kocht ik manuscripten van Gerard Reve. Duur! Totdat de Meester opeens met mij gaat corresponderen en de brieven gratis en origineel binnenvallen. Ooit kocht ik voor veel geld een boek plus manuscriptpagina van Jeroen Brouwers. Later kreeg ik zijn aan mij gerichte brieven gratis en voor niks. Tot voor kort loerde ik op een handschrift van enig belang van Cees Nooteboom - Nederlands enige ècht internationale schrijver. Begin oktober logeerde ik in Wiesbaden ter gelegenheid van een Goetheske expeditie en de Frankfurtse Buchmesse. Op een nacht kom ik thuis in mijn hotel en de portier overreikt mij de kamersleutel en een briefje. Het was gesigneerd met ‘Cees’. Ik dacht: Buddingh' hier? De oude Laseur? Na wat gepeins vermoedde ik dat het Nooteboom moest zijn; met het handschrift van de laatste was ik niet goed op de hoogte. Ik neem de vrijheid het kattebelletje integraal te citeren. Datering en plaats zijn van mij:
(Wiesbaden 2 X 1984)
Beste Boudewijn, Zou ik morgen met je mee naar de Mis kunnen rijden?
Indien, laat je me dan even een boodschapje achter om te zeggen hoe laat jij gaat? Cees - (223)
Een prachtige short note. Een aanwinst voor mijn collectie. Ik hoop maar niet dat Nooteboom kwaad wordt omdat ik zijn copyright met voeten treed. Over die verrukkelijke avond bij een Italiaan schrijf ik immers niks. Het briefgeheim staat hoog in mijn vaandel.
| |
Antiquariaten
Van de uitgever ontving ik het eerste nummer van het tijdschrift voor boek en prent De Boekenwereld. Over de naam van dit tijdschrift kan niet lang zijn nagedacht. Het is een sympathiek tijdschrift ofschoon het enigszins saai is. Waarom kunnen geleerden toch niet eens gewoon enthousiast over het boek
| |
| |
schrijven? Waarom toch altijd die zwaarmoedige biblio-melancholieke toon? Aan hetzelfde euvel lijdt dat heerlijke blaadje De negentiende eeuw, documentatieblad. Een voordeel van De Boekenwereld is dat zij zich uitsluitend bezighoudt met boeken. Dat verrukkelijke blad Optima maakt mijns inziens maar één fout: dat er creatief werk in staat. Daarvoor koop ik wel Maatstaf, De Gids, De Revisor et cetera, heer uitgever-hoofdredacteur!
In De Boekenwereld (1, 1984) schrijft A.A. Boers een stukje over twee catalogi van het befaamde Amsterdamse antiquariaat Schuhmacher: de Provocatalogus en catalogus 210 (Boutens en Leopold). Over deze laatste catalogus schreef ik eerder met de nodige irritatie. Mijn ergernis is verhevigd. Boers kreeg een brief van Schuhmacher met enkele toelichtingen die Boers goed kon gebruiken voor zijn artikeltje. Antiquaar Schuhmacher schreef Boers over de belangstelling voor zijn Provocatalogus: ‘We kregen onder andere een bestelling van het Archief van de Gemeentepolitie van Amsterdam.’
Ooit maakte ik mij eens kwaad over het feit dat iemand van de journalistenbond (nvj) in het blad De journalist schreef dat ik geabonneerd was op dat blad. Het is waar en ik schaam mij er zelfs niet voor. Ondertussen vind ik dat abonneebestanden vertrouwelijk moeten zijn. Indien ik bij Schuhmacher homosexualia zou kopen (en dat zou best eens waar kunnen zijn) dan zou mij het niks kunnen schelen als hij dat bekend zou maken doch je zou maar een geheime flikker (zoals boven beschreven in het geval-Reve) zijn? Ik verzamel kinderporno. Ik geef dat met de nodige graagte toe vooral omdat ik sedert Schuhmacher er niet meer zeker van kan zijn dat mijn pornoboer zijn bek kan houden en hij zijn tot op heden anonieme, geheime klant aan Vrij Nederland bekend maakt.
In De Boekenwereld schrijft ook ene drs. F.W. Kuyper. Wat een raar gedoe! Dit is dezelfde als Bubb Kuyper, antiquaar te Haarlem. Zou het helpen als ik de lezer bij deze bekend maakte dat ik de drie maal afgestudeerde drs. B.M.I. Büch ben?
|
|