De oprechte Zandvoorder speel-wagen
(1780)–Anoniem Opregte Zandvoorder speelwagen, De– Auteursrechtvrij
[pagina 50]
| |
Stemme: ô Wereldt vol, &c.
WAt bennen wy slechte Minnaertjes dom,
Die somtijdts langs de weg gaen dwalen:
Hoe ligtelijk plucken wy een schoone blom,
't Welck ons doet neder dalen.
Nu heb ick een Edelmans dochter bemint,
Dat is my alsoo groot hertseere:
'k Heb haer mijn Trouwtjen meenigmael aengedient,
Maer sy wou niemmermeere.
Ick heb'er gezwooren eenen Eedt,
So ick haer kreeg onder mijn handen,
Het waer haer schoon lief of leedt,
Haer brengen in groote schanden.
Nu heb ick haer buyten al in dat Veldt,
Alleenig na mijn sin gevonden;
Waer ick haer met sulcken groot geweldt,
Haer Eertjen heb geschonden.
Dat meysken viel op bey haer knyen,
Suchte en weend' en droevig kermen;
Al had ick een hertje van steen,
Ick wist van geen ontfermen.
Nu heb ick mijn boose wille volbracht,
Dat valt my eylaes indachtigh!
Ick heb my te voren niet wel bedacht,
Helaes nu valt sy klachtigh
's Morgens vroeg als 't wierdt schoon dagh,
Mijn Capiteyn komt naer mijn vragen,
Toen ick 'er noch in mijn ruste lagh,
De deur wiert opgeslagen.
Nu moet ick een gevangen man zijn,
| |
[pagina 51]
| |
Sitten op een soo hoogen Tooren,
In boeyen geslooten,
Gy doet mijn pijn,
Ick geef den moet verlooren.
's Morgens vroeg sonder respijt,
Mijn hoorde Revelje slagen,
Den Switser werd buyten de poort geleyt
Een uertje voor den dagen.
Sy brachten hem voor het gerecht,
Al waer veel France Heeren waren,
Mijn Liefje my te minne plagt,
Komt my ter dood bezwaren.
Het isser mijn Vader of Moeder geen schandt,
Dat ick soo veer hier kom verzeylen,
Ick bender geboren uyt Switserlandt:
Van hier drie hondert mijlen.
Hy trock zijn beste kleederen uyt,
Hy sey hou daer mijn vrome Soldaten,
Dat schenck ick u voor mijn laeste buyt,
Mijn trouwe Cameraden.
Den Switser, moest knielen voor dat graf,
Men sagh het bloedig slag-zwaert blincken,
Sy houwen hem daer zijn hoofje af,
Zijn jonck leven sag men krincken.
Oorlof dan gasten wie gy zijt,
En wilt dit Liedt doch wel onthouden,
Ick sterf 'er voor geen schelm of dief,
Maer om 't gerief van schoon Ionckvrouwen.
|
|