inspecteur was voorwaar een zegen voor West-Vlaanderen, waar men aan zoo zuivere klanken niet gewoon was. Ook vond zijne innemende persoonlijkheid dadelijk ingang ter Scheldestad, toen hij naar de Antwerpsche provintie werd verplaatst.
Reeds vroeg, trok de fabel den leermeester aan, en het was in het nederige, maar diepzinnige lettersoort van Esopus en Lafontaine, dat Jacob Stinissen uitmunten zou. In het vak der opvoedkunde, bracht hij nog voort eene reeks ‘Aphorismen’, die met een De Keyn-Prijs werden bekroond. Een bundel ‘Gedichten’ behelsde eenige fraaie sonnetten en andere gedichten aan zijne kinderen en aan de herauten der Vlaamsche Beweging, onder dewelke vooral Conscience, Heremans en Jan van Beers.
Op meer practisch gebied, leverde Stinissen twee handboekjes van Vaderlandsche Geschiedenis, vervat in beknopten, pittigen en dichterlijken stijl, die niet alleen spraken tot den geest, maar vooral tot het hart der kinderen. Hij gaf ook twee bundels uit over kindervermaken, die dienstig kunnen zijn als prijsboeken en het kind binnenleiden in 't rijk van Vlaamsche sagen en legenden. Aan Antwerpen, waar hij sedert een twintigtal jaren woonde, wijdde hij verscheidene deeltjes, vooral met het oog op parken, standbeelden en musea.
Jacob Stinissen was ridder in de Leopoldsorde, lid van de Z.N.M. voor Taalkunde en secretaris van het Zeevaartverbond. Hij schreef en sprak ook heel zwierig Fransch en Duitsch.
Dichterlijk, taal-en opvoedkundig aangelegd, was hij met zijn echten Van Dyck-kop te Antwerpen eene gekende persoonlijkheid geworden. De dood heeft hem verrast, toen hij nog veel goeds kon stichten. Zijne familie, vooral zijne Gade, nicht Louise, zijne liefhebbende kinderen: Esther, Rachel, Caroline en Judith mogen verzekerd zijn dat wij innig deelen in hunnen onverwachten rouw.
F.V.