't Geluk verliefd te zijn!
Muziek van Theo Moreaux.
Poesle meisjes, moest ge weten,
Hoe ons 't bloed in de aadren bruist
Als ge, aan onze zij gezeten,
't Godlijk: ‘Ja, ik min u! suist’.
Opgetogen, vreugdedronken,
Badend in uw teedre lonken,
Juichen wij dan: ‘Engelijn!
Wat geluk verliefd te zijn!’
Maar, o meisjes als ge grillig,
Pruilend zelfs, den rug ons keert;
En, gansch koud en onverschillig,
Spottend ja, onz' liefde afweert;
Dan, o meisjes, bloedt ons 't harte
En, ter neer gedrukt door smarte,
Jamren wij: ‘Wat helsche pijn!
Ach! wat ramp verliefd te zijn!’
Kloeke jongens, blijde knapen,
Vlaamsch van inborst, vlaamsch van taal,
Immer vroolijk, steeds rechtschapen,
Altijd wars van vreemden praal;
Hoordet gij nooit zonder luistren,
Aan uw zijde schoone fluistren:
‘Flinke man! Hij ware mijn,
Wat geluk verliefd te zijn!’
Maar ook als ge wispelturig,
En uw' Vlaamschen aard ontrouw,
Rustloos rondgluurt en gedurig
Dwaalt van de een naar de andre vrouw!
Dan, o jongens, zullen tranen
't Schoon der lieve meisjes tanen,
En ze zuchten: ‘Liefde is schijn,
't Is een ramp verliefd te zijn!’
|
|