Onze Stam. Jaargang 1911

Namens de Deftigheid.
a/ aan D^r H.C. Muller.

Durft gij, die dichter zijn wilt, vragen,
Door liedjes vuil van zin en toon
De poëzie van haren zegewagen
Te stooten, wars van eenig schoon!

[p. 190]

 

Slechts hierin mocht uw dichtkunst slagen:

 

Uw rijmpjes wekken spot en hoon.

 

Sta m'echter toe U dit te vragen:

 

‘Verwacht gij hiervoor eenig loon?’

 

 

 

Uw naam zal 't nageslacht niet eeren

 

Wijl g'onzer tale schoonen klank

 

Niet hebt gebruikt, haar 't schoon te leeren.

 

 

 

Uw verzen gaan aan laagheid mank,

 

Doch daarop kan een volk niet teren,

 

Verwacht dus nimmer een'gen dank.

 

 

 

4 September 1911.

 

G. Lefebvre.