Onze Stam. Jaargang 1911(1911)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Sinte Pieter. Een arme dompelaar, die altijd had gewroet, Stond, in zijn kale plunje, aan 's hemelspoort te tikken. Ho! ho! mijn vriend, ge mist, ik ken u niet, ge moet Gewis in 't vagevuur nog heel een tijdlang snikken En zweeten! snauwde Sinte Pieter, taamlijk bot Den suklaar toe. - Wat zegt ge, heilge man, ik zweeten! Maar 'k deed mijn leven lang niets anders, 't was mijn lot Op aarde! Ik zweette dag en nacht, schoon uitgekreten Voor luiaard en nog meer door mijne teedre vrouw! Ge waart getrouwd? Zie vriend, dat betert vele zaken; Ik weet, wat zulks bediedt. Kom binnen. Neen, ik wou Aan geenen prijs u thans in 't vagevuur zien blaken. Dan mag ik zeker ook den hemel binnentreên? Sprak stout, schier onbeschoft, tot 's Heeren sleuteldrager, Een rijkaard, die tezelfder tijd daar ook verscheen. Ik trouwde driemaal, Sinte Pieter, en ik draag er Nog proeven van op 't hoofd. De Apostel keek en loeg: Een dwaaskop hier? Voor zotten is geen plaats genoeg! P. J. Maas Vorige Volgende