Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Stam. Jaargang 1910 (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Stam. Jaargang 1910
Afbeelding van Onze Stam. Jaargang 1910Toon afbeelding van titelpagina van Onze Stam. Jaargang 1910

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.73 MB)

Scans (319.14 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Stam. Jaargang 1910

(1910)– [tijdschrift] Onze Stam–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij Wazenaar's Graf.

Zij, die aan 't Noordzeestrand stonden te luisteren naar Uw psalmistenwoord, O Meester uit het weelderig en weidsche Waasland, zij, die bevroeden kunnen aldaar, aan den boord van den wiegenden Oceaan, welk een kunstenaar is heengetogen, toen de Dood Uwe oogen voor 't aangebeden Natuurschoon kwam luiken, zij, die weten, met welken tooverstaf gij den wentelenden watervloed beschrijven kondt, zij, die u zagen huldigen 't goddelijk stralend-mooie van de Schepping, gaven mij last hier, in hun naam eene kroon te hangen om Uwe beweende lijkbaar...

De nevels van 't verre verleden wegschuivend, zien ze voor hun oogen den kleinen schranderen veehoeder, met de eene hand zijn koeiken leidend, terwijl de andere een boek in weetgierigheid omklemt. Allen luisteren naar U, wanneer gij 't liefken der kinderjaren zoo smetteloos rein ten azurenhemel optroont; allen bewonderen Uw kloeke kerelentaal, wanneer Gij met forschen greep Vlaanderens denkers en kunstenaars boetseert - en al kwam nooit een keurraad een lauwer leggen op dat boek van onbeschroomd Vlaamsch Vrij zijn, toch zal 't niet sterven, al was 't misschien zelfs

[pagina 273]
[p. 273]

niet van aard, om die eer te genieten, daar 't er verre bovenstond en geen prijskampverhoudingen aannam...

Degenen, wien we 't uitbeeldend woordschoon uwer tale doceeren, staan in gestadig bewonderen voor Uwe heerlijke vlucht langs de rotsige bane uwer ‘Ruwe Paden’ en groeten in U een zanger, die de bloemenweelde en den beeldenrijkdom van een de Geyter paarde aan 't classiek schoone van een Ledeganck en de frischheid van een Gezelle; plots ontstijgt Ge zelfs die klippen en bochtige randen uws lastigen levens, om den aether in te schieten en daar te zweven, onmetelijk hoog, door den wiekslag gedragen eener bezieling, nog nooit in onze lage landen gemerkt. Dooptet gij niet Flammarion's veder in den goudglans van Shelley's zonnig gestraal en griftet Gij niet alzoo het woord van het Goede, het Ware en het Schoone in het marmer van Uw ongeëvenaarde Dietsch? Na Uw zweven en zwerven door 't Rijk der Natuur, dwaaldet Gij wel af in den poel waar zoo wordt geploeterd door eenvoudige vlaamschbewegers, onmachtig gedoemd door tuchterigheid of tuchteloosheid, maar dan juist riept Gij ons op als een heraut met forsch klaroengeschal tot hooger bedoelen en krachtiger pogen; der Vlaamsche Maagd reiktet Gij een adelbrief, of Gij zongt Uwen eenigen Kunstcredo voor het Puik van den Nederlandschen Stam, op de gulden harp Uwer godenmuziek.

Uwe nederige vrienden als wij zijn, die zich deemoedig neerkrommen voor Uw vorstelijk talent, bewonderen daarom niet Uwe onaantastbare grootheid of Uwe niet bedilbare onsterfelijkheid. Gij hebt uwe wegen zelf gebaand door wereldsche heesters en aardsche struiken heen, en toen Uw lastige ‘struggle for life’ was voldongen, streefdet Gij boven onze hoofden uit naar ‘Idealen’, wier lichtglans 't menschdom verblinden moest, door volmaaktheid en bovenaardsche pracht. Gij waart immers de Vlaamsche Le Conte de l'Isle, zonder zijn vaak marmerkoud hart, want het Uwe klopte zoo luid voor het volk der Vlaamsche paria's, die gij wildet welvarend zien, groot, Vlaamsch en vrij.

Buiten en boven kapellegekonkel, boven staatkunderij en nijdig gewrok, droomdet Gij een Vlaanderen, dat zou zijn een paradijs van beschaving voor den minderen man, een oord van Vlaamsche krachtdadigheid bij den alouden kerelenstam, een nieuw rijk van geluk en wezenlijke broederlijkheid voor al degenen, die hier lijden en

[pagina 274]
[p. 274]

strijden... Spreekt Gij immers niet van een gevoel, dat den klassenstrijd moet bedaren ‘als oliegevloei het golvengeklots’?

En zingt ge niet van het bakerlied der eeuwen en ‘het lied der zonnen, die sterven zullen’ aldus een wezenlijken stroom blazend ‘van harmonij in het orgel der talen’? En al is het U meer te doen, om aanstekelijk schoonheidsgevoel, wie dweept niet, wie is niet gelouterd, opgetogen als hij u hoort spreken tot uw dochterken:

 
Indien ik ooit een penseel konde vinden
 
uit engelendons bijeengestrengd,
 
en verve van room en rozenolie,
 
uit spatten morgenlichts gemengd.
 
Zoo Van Beers me zijn fijne vingren leende,
 
waarmede hij stout naar de krone dingt,
 
dat borsteltje, lieve, scheen me te ruw,
 
te grof de kleuren,
 
om al het schoone te beelden, dat ademt in u...

En zijt gij zelf geen vulkaan der taal, wanneer gij zingt van den vuurberg:

 
Hij spuit zijn wonderlicht in 't donker voort
 
en werpt, uit spel, de zee het schootpand vol
 
gepereld goud en tooisels van saffieren...

En zij dan, die u aanzagen als een vriend, die op hunne hoofden 't manna voelden dalen van uwe genegenheid, zij zullen ook hier de belijdenis afleggen van eene trouw, die enkel met hun dood, kan vergaan. Waart gij een Reus in de letteren, als echtgenoot waart gij liefhebbend, als vader een vergoder uws kroosts, en als vriend een Mecenas, die bij kunstfeest en vriendenmaal, bij leutig gelach en rouwgefrom, den passenden toon wist te mengen van uw helder weerhelmend lied of van uw medelijdend smartgeluid.

O Vlaanderen treurt zoo, Nederland is omfloersd; en de vrien-denhand beeft van ontroering bij 't neerleggen van een blijk van niet te stillen droefheid, daar uw gloeiend gitzwart oog is uitgedoofd, uw scheppende titanenhand is verstijfd en uw goed, uw edel hart niet meer kloppen kan van aandoening en aanbidding.... Rust zacht, groote Wazenaer, in den schoot van uw kleine Vlaanderen....

Heeft Uw land U vaak miskend, Uw volk heeft U lief en het houdt U in eer als een zijner dierbaarste zonen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken