‘'t Zijn peerlemoeren tandekens
Nog witter dan de zandekens,
Die bleeken op het strand.
't Zijn fijne gulden zijdekens,
Uw wezen lacht zoo blijdekens
Als 't lachend zeetje daar.’
‘Zeemansbloed’ acht ik een meesterstuk, omdat er de ziel zoo roerend in spreekt, omdat het stomme blind lot, de roeping van den zeeman er zoo treffend wordt in begrepen. Het is een wezenlijke kunstgreep, die moeder haar kind te doen betrappen, terwijl het 't vaderlijk pak aan heeft en haar. niettegenstaande haar voornemen, het niet te laten varen, doet zeggen, dat hij varen moet, daar 't zijn vader is, die 't wil, blijkens het pak, door hem ter sluiks aangetrokken. ‘Ik min U grijze kerketoren’ (115) is een roerend gedicht. ‘Wolken’ (129) toont den schrijver in wezenlijk meeslepende mijmerij:
‘Wolken! 'k zie u daaglijks komen
Met mijn zoetste levensdroomen
Voor mij rijzen... en vergaan...’
P. Van Cleven heeft dus wel, zooals ik altijd voorhield, dichterlijk talent; vroeger, onderwierp hij zijne werken niet aan voldoende critiek; thans is hij strenger geworden jegens zich zelf. Ook staat deze bundel oneindig hooger dan zijn eerste en ook dan zijne reeds betere ‘Lena’. Wilde hij nu nog wat zijne kleuren aandikken, zijn taalgevoel nog wat verscherpen met zijne kieschheid, dan zouden wij langzamerhand in hem een van onze goede dichters blijven begroeten, terwijl hij thans reeds als zeer verdienstelijk mag worden geboekt.
F.V.