In Memoriam.
I. Constant Jacob Hansen.
Hij, die heenging, na een leven van onverdroten arbeid en stoere werkzaamheid ten bate van den Dietschen stam, werd geboren te Vlissingen den 4 October 1833. Nog een kind zijnde, vestigde hij zich te Antwerpen, waar hij zijn onderwijs ontving aan het athenaeum. De opbrengst van zijn bediening als klerk scheen hem ontoereikend en hij zocht een bestaan als schrijver, boekhouder en leeraar in de vreemde talen. Adjunct-archivaris geworden den 1 Juni 1859, bekwam hij ontslag van de stad Antwerpen den 30 April 1861, om ten jare 1863 beedigd vertaler te worden; den 1 Februari 1866, werd hij aangesteld als onderbibliothecaris en werd den 8 Augusti 1873, stadsbibliothecaris tot in 1903, als hij eervol werd ontslagen.
Van hem verschenen: Het slot Helstein, gedicht, Antwerpen 1851; Lof der St Lucasgilde (bekroond dichtstuk), Antwerpen 1854; Lofspraak op Antoon van Dijck (bekroond gedrukt door het Willemsfonds), Gent 1856; Reisbrieven uit Dietschland en Denemark, Gent, 1860; Noordsche Letteren, Gent 1860; Over Reinaerd den Vos, in het Nederduitsch, Brussel 1864; Het Luxemburgsch (taalstudie), Antwerpen 1867; De Roodgieter Meester Lamp en zijne dochter naar Klaus Groth, gedicht, Amsterdam 1868; Waartoe dient het Vlaamsch? voordracht, 1876; De Roem van Antwerpen, voordracht, 1876; Ons Dietsch, of het Nederduitsch van Duitschland. Gent 1876; Platduitsch en Nederlandsch, of het Nederduitsch en de Dietsche Beweging, voordracht, Antwerpen 1877; Vondel, voordracht, Antwerpen 1879; Vlaanderen gered, heidenvers, Antwerpen 1871; Klaus Groth in zijn leven en streven, als dichter, taalkamper en mensch, Antwerpen 1882; Transvaal of Zuid-Afrika on de Dietsche Stam, Antwerpen 1884; Dietsche Beweging, Gent 1885.
Daarenboven leverde C. Hansen losse gedichten als: Het Leven der Vrouw; O Twintig Jaar! Hoû en Trouw; Kunst is Liefde, enz.
De betreurde doode staat ook bekend als redenaar; zoo meldt men van hem: Redevoeringen op de landdagen te Antwerpen (1864) en Brussel (1867), op het congres te Leuven (1869), op het instellingsfeest van het Antwerpsche Willems Fonds (1870) en verder bijdragen in rijm en onrijm in dagbladen, tijdschriften en almanakken.