durft vertolken door: ‘Better to reign in Hell than serve in Heaven’, wanneer de gedachte zelfs niet van Vondel is, maar aan Caesars's welbekend spreekwoord ‘Malo me primum esse in vico quam Romae secundum werd ontleend.’ (Blz. 128, II). Ten einde deze zaak helder toe te lichten, deelt Rector de Hoog verder het plan mede van ‘Lucifer’ en van ‘Paradise Lost’ en besluit, dat beide schrijvers uit de classieken en uit andere bronnen hebben geput, die ze beiden kenden. De overeenkomst van ‘Lucifer’ en ‘Paradise Lost’ is o.a. niettemin klaarblijkend in de boeken III, VII en IX van Milton's Meesterstuk, wat Moolhuyzen, die van geen invloed hooren wil, evenwel ook loochent. Beider onsterfelijkheid blijft niettemin onaantastbaar, want de dramatische dichter mag putten in eene epische legende, en het tegenovergestelde recht moet ook billijkheidshalve gewaarborgd blijven.
Het hoofdstuk met het oog op de jongeren is zeer belangrijk, want Perk is een neefje van Shelley, een veel volmaakteren artiest doch minder hoog dreunenden woordheraut dan de onsterfelijke Lord Byron. Hier ware den Vlamingen een familieboom of letterkundige stam met als uitspruitsels Pol de Mont en Hélène Swarth, wier takken en wortels zich ook in de romantiek van Schiller verliezen gaan, nu juist niet onwelkom geweest. 's Schrijvers bronnen en zegsmannen zijn talrijk; noemen wij even voor Milton-Vondel b.v.: Bakhuizen v.d. Brink, Edmundson, E. Gosse, Müller, Dr Moolhuyzen, Mark Pattison, H. Morley, Busken Huet, Prof. Fr. van den Weghe, Dr Koster, Modern Languagenotes, wat pleit voor de belezenheid van den schepper van dit taalkundig gedenkteeken.
F.V.