Onze Stam. Jaargang 1909
(1909)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Boekbeoordeeling.Verslag over de vervlaamsching der Hoogeschool van Gent. 1909, Spiegelstraat, 20, Gent, 207 bl.De Commissie, samengesteld tot het opmaken van een ontwerp van wetsvoorstel tot vervlaamsching der Staatshooge-school van Gent, heeft na lange en rijpe beraadslaging de volgende artikelen voortuitgezet. Een verslag, onderteekend door heer Max Rooses, voorzitter, en Lod. de Raet, schrijver en medeonderteekend door Flor. Heuvelmans, ondervoorzitter, heeft de werkzaamheden der Commissie uitgelegd, toegelicht en verdedigd. Tot genoegen aller Vlamingen, is het voorstel Deraet met het oog op vervlaamsching der bijzondere scholen versmolten met het ontwerp Mac Leod, houdende vervlaamsching der vier faculteiten. De h.h.P. Fredericq en Vercoullie, hoogleeraars te Gent, zetelden in de commisie en hebben dus hunne goedkeurig gehecht aan het nieuwe voorstel, en dit is een heugelijk feit, alhoewel het spijtig is, dat wij hunne handteekening niet aantreffen onderaan en dat ze fungeerden als simpele soldaten. In de memorie van toelichting lezen wij o.a. den volgenden volzin, die de weldaden eener Vlaamsche hoogeschool laat voorzien: ‘De hoogere ontwikkeling blijft op onzen tijd niet langer het voorrecht van enkelen. In een vorig hoofdstuk, gewijd aan de rol der hoogeschool in de beschaving, hebben wij op de heilzame werking der University-Extension, de uitbreiding van de wetenschap der hoogeschool tot het geheele volk, gewezen. Met een enkel woord, doelen wij op het streven van mannen als Toynbee, Rosetti, Ruskin, Morris en Burne Jones, allen kwee-kelingen van de hoogeschool van Oxford, die de wetenschap en de liefde voor het schoone gingen verkondigen in de afzichtelijkste arbeiderswijken van Birmingham en van Londen, en die in de Universitaire wereld van menig land een zelfde streven hebben verwekt.’ Ook het slotwoord van deze brochuur is flink en strekt ter eer van onzen vriend Deraet en van den heer Dr. Max Rooses, wiens zeventig jaren nog de stevige vlaamsche karaktervastheid niet hebben verzwakt en die integendeel | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
er toe bijgedragen hebben, om aan dat werk der commissie het noodige gezag te erkennen, zonder hetwelk de arbeid van Prof. Mac Leod ware ondermijnd geworden en de heer Deraet zich misschien niet had kunnen laten hooren, met den eerbied verschuldigd aan dezen jeugdigen maar knappen geleerde, terwijl de voorzorgsmaatregelen tot vrijwaring der rechten van doceerende leeraars nog doelmatiger konden worden getroffen dan zij het waren, bij het alleenstaande optreden van anderszins niet te versmaden persoonlijkheden. Naar wij vernemen, zal een exemplaar van dit verslag worden verzonden aan al de oud-leden van 't Zal wel Gaan, die als het ware aangewezen zijn om bij de vlaamsche bevolking, naast De Rodenbach's Vrienden, maar nog meer dan dezen, onpartijdigheidshalve, de artikelen van het wetsvoorstel te verdedigen, dat van aard is, om alle Vlamingen te bevredigen. De artikelen van dit voorstel zijn de volgende: Art. 1. - Ter hoogeschool van Gent worden de lessen in de Nederlandsche taal gegeven. Art. 2. - Na de afkondiging der wet worden de Fransche leergangen en practische oefeningen, bestemd voor al de academische graden voorzien in de wet van 10 April, vervangen door Nederlandsche in de orde bepaald door de volgende tabel:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Worden tegelijkertijd en van jaar tot jaar in het Nederlandsch ingericht, al de leergangen, leidende tot de wetenschappelijke graden van licenciaat, candidaat, doctor, conducteur of ingenieur, niet vermeld in de wet van 10 April 1890 en te begeven in een der faculteiten en in de scholen van burgerlijke bouwkunde van kunsten en fabriekwezen en van handelswetenschappen, gehecht aan voornoemde faculteiten. Worden onmiddellijk in het Nederlandsch onderwezen, al de vakken, die na de stemming dezer wet op het leerplan der hoo-geschool gebracht worden. Art. 3. - Bij uitzondering op den regel in art. 1 vastgesteld, worden de leergangen der Fransche letterkunde en der Romaansche Philologie door middel van het Fransch onderwezen. Germaansche en andere levende talen kunnen in de taal zelf onderwezen worden. Art. 4. - Naarmate het Nederlandsch onderwijs ontstaat, worden | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de thans aangestelde professoren en docenten verzocht hunne lessen in de Nederlandsche taal te geven. In geval zij verkiezen voort te gaan hun onderricht in het Fransch te geven, wordt nevens den Franschen een nieuwe leergang in het Nederlandsch ingericht. De studenten hebben in dit geval, de keus voor het bijwonen der lessen en het afleggen der examens, tusschen den Nederlandschen en den tijdelijk voortbestaanden Franschen leergang. Met het afsterven of aftreden van den in 't Fransch doceeren-den hoogleeraar, vervalt de tijdelijk voortbestaande Fransche leergang. Art. 5. - Na afkondiging der wet, zullen alle hoogleeraren en docenten, om benoemd te worden, in staat moeten zijn, in 't Nederlandsch te doceeren. De docenten en hoogleeraren, benoemd na de afkondiging van deze wet, geven hunne lessen in de Fransche taal, zoolang de wet niet toepasselijk is op de leergangen die zij doceeren, en in 't Nederlandsch, zoodra het Nederlandsch onderwijs volgens de bepalingen van art. 2 wordt ingericht. Aan de technische faculteit der hoogeschool van Luik, worden de noodige leergangen toegevoegd tot het begeven van den graad van ingenieur van burgerlijke bouwkunde. Art. 7. - Er wordt eene bijzondere landbouwschool aan de faculteit van wetenschappen der Hoogeschool te Gent toegevoegd. Art. 8. - De regeling van het onderwijs aan voornoemde landbouwschool en aan de afdeeling voor het mijnen-onderricht zal ten laatste, één jaar na de afkondiging der wet, bij koninklijk besluit afgekondigd worden. De Regeering benoemt vóór het verloopen van het tweede jaar, de titularissen der nieuwe leergangen. Art. 9. - De nieuwe leergangen vereischt ter Hoogeschool van Gent door het onderwijs in art. 6 en 7 voorzien, worden van den datum hunner inrichting in de Nederlandsche taal gedoceerd. Art. 10. - In elke faculteit en in elke bijzondere school kunnen een of meer niet verplichtende leergangen in de Fransche taal onderwezen worden, ten einde de studenten de gelegenheid | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
te geven zich te bekwamen in de Fransche vaktaal. Art. 11. - De Regeering neemt de noodige maatregelen tot vrijwaring van alle toegekende voordeelen aan thans aangestelde professoren, in financieel opzicht.
De verstandelijk ontwikkelden van Vlaanderen hebben nu de plicht, hunne Vertegenwoordigers te winnen voor dit wetsvoorstel, dat, eens aangenomen, in eene korte toekomst, van het Vlaamsche volk een mondig volk zal maken, waardig van de Vlaamsche Schilderscholen van Brugge en Antwerpen, van den roem van Simon Stevin, van de Nederlandsche Wetenschap en van de staatkundige geschiedenis van Vlaanderen. Alle vooringenomenheden moeten wijken; zij, die uit vriendschap of principieele solidariteit als wij en anderen niet toetraden, moeten alles afschudden, om maar alleen te denken aan de Toekomst van hun Volk, de redding der Vlaamsche Burgerij, wier ‘Opleiding’Ga naar voetnoot(1) wij ten ander reeds begroetten, in 1905, door eene samensmelting van de voorstellen Mac Leod en Deraet.
F.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Nopens Charles Darwin. -Leonard Huxley schrijft over Darwin in Cornhill: I can see in my mind's eye the tall figure muffled in long black cloak and slouch hat, stick in hand, even as portrayed in John Collier's picture in the National Portrait Gallery, tramping so many times, for his allotted exercisse round the Sandwalk - a dry path about a bit of coppice in whose depth the children could play robbers or make pic-nic fires. I can see him still, silver of hair and big beard, the incarnation of Socratic benevolence, entering the room where the children were gathered round the table, and patting the curliest - headed youngster on the head with the smiling words ‘Make yourself at home and take large mouthfuls. No wonder that | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
his especial visit, when a whole family of seven invaded the tranquil, refreshing house, remains a memory distinct and clear beyond later memories of Doun and summerdays loud with the humming of becour the flowering limes.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||
Koning Lear, van Shakespeare, uit het Engelsch, door Dr. E. Lauwers. - Van Dishoeck te Bussum. MCMVII.Deze vertolking van Shakespeare's tragedie van de ouderenen kinderliefde, door Dr. Lauwers, is in kloeke Dietsche taal geschreven. Men voelt er minder in letterkundige taal dan bij Burgersdijk, maar men schijnt dichterbij Shakespeare te genieten. De verzen zijn niet altijd onberispelijk; wij bedoelen hiermeê, dat Dr. Lauwers er niet voor terugdeinst een lettergreep kort te gebruiken, die stellig lang is en enkel kan verrechtvaardigd worden door hare betrekkelijke kortheid. Schrijver sluit zich aan bij de particularisten, door zijn gebruik van ‘noom’ voor ‘oom’, ‘hebben’ voor ‘zijn’ en zijn vermengen van de gevallen. Dr. Lauwers heeft ook ‘Julius Caesar’, een kwarteeuw geleden, in West-Vlaamsch getint Nederlandsch overgebracht. Het boek is mooi gedrukt, met de gekende Van Dishoeckletter, en vormt een schoonen bundel, draagbaar op zak en zeer handelbaar. F.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ferdinand Rodenbachlegt de laatste hand aan de ‘Geschiedenis der Blauwvoeterie’, die in Holland verschijnt bij Van Looy. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Albrecht Rodenbach en zijn ‘Gudrun’. -De opvoering van het door A. Rodenbach bijgewerkte tooneelwerk ‘Filippina van Vlaanderen’, scheen aan de knappe prinselijke too- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
neelkamer ‘Zeegbare Herten’ te Roeselare, geen voldoende hulde; daarom besloot zij ‘Gudrun’, het meesterwerk van den te standbeelden dichter, op te voeren. Zou het dan waar zijn, dat het ‘Rodenbachskomiteit’ en het Roeselaarsch schepenkollegie de knappe tooneelmaatschappij niet aanmoedigen wil met een hulpgeld? Dat zelfs de aankondiging der vertooning op het officieel programma werd geweigerd (?!!!) en dat ‘De Vlaamsche Gazet’ ook al niet warm te krijgen is voor die doelmatige verheerlijking des Dichters door zijn Meesterwerk? Geen enkel Vlaming late na, eene mooie plaats te bespreken (3 fr. of 2 fr,) bij den uitgever van ‘Onze Stam’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Eene Huwelijksadvertentie, door Th. Decroix. Uitgever A. Deraedt, Rousselare, 1909.Th. Decroix is geen nieuweling meer op het gebied van het tooneel; we hadden reeds de gelegenheid op hem te wijzen, ter gelegenheid van zijn stukje. ‘Onder-kommissaris voor 'n Nacht’, dat we hier warm hebben aanbevolen. Nogmaals kunnen we bij den schrijver dezelfde eigenschappen roemen, namelijk een pittig humeur en eene onbetwijfelbare geestigheid in het samenbrengen van lachwekkende toestanden. De spreekwoordelijke leelijkheid van de twee dochters eens rijkaards; de koketachtigheid van die twee Eva's kinderen, moet het onderspit delven voor de Candidaten, die niettegenstaande hun belustzijn op een goed ponkje met een koelbloedig huwelijk aan den sleutel, evenwel nog te veel schoonheidsgevoel bezitten, om zich te laten beetnemen door deze antiquiteiten op twee beenen. De drie aanvragers zijn goed geteekend, vooral de oudmilitair, en zij zijn bijna even potsierlijk als de twee meiden, die echter nog meer medelijden verdienen dan de zich zelf afschepende pretendenten. De vrijheid van taal met het oog op het dialectische kan erdoor, zoolang het geen uitleggingen geldt over 't stukje of beschaafde lieden, die aan 't woord komen, en dit standpunt schijnt den schrijver niet altijd te hebben duidelijk voor oogen te hebben gestaan. Th. Decroix's stukje heeft eerder vooruit- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gang doen vaststellen op het gebied der losheid van de ont-knooping dan voor de sierlijkheid van den vorm.
F.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||
J.P. Heye. Bloemlezing uit de Volksdichten door R.V.D. Veen en K. Vos, Nederlandsche Bibliotheek, 1909.Deze keus van Heye's dichten werd uitgegeven ter gelegenheid van het eeuwfeest zijner geboorte, op 1 Maart 1909. Uit de levensbeschrijving, die voorafgaat, straalt innemende sympathie ons tegemoet, en wij voelen bewondering voor het wel vervulde leven van een zanger, die alle dagen in 't proza des bestaans verkeerend, niettemin hem prettig staande vleugeltjes wist aan te schieten. Een leven van zelfopoffering was 't ook, vol dienstvaardigheid tot den evennaaste en offervolle genegenheid voor de opkomende geslachten. Hij was eenigermate een didacticus, doch een leermeester zonder stroefheid of waanwijsheid. Het gold bij hem, een kloek en gezond jong Holland te kweeken, een geslacht dat wars van droefgeestigheid, blijde en luchtig het leven zou inblikken. Onder ‘Te Land en ter Zee “zijn verscheidene pareltjes opnieuw ter bewondering voorgelegd als 't onsterfelijk lied van” de zilveren Vloot “en” Kabels Los’. ‘Spelende Kinderen “zal evenmin vergaan, in de tweede reeks; de derde heet” Van allerlei wijsheid en van... drank’ en is de droogste alhoewel niet minst nuttige. Dr. Heye wist ook wel liedjes naar ouden trant op nieuwe wijze aan te stemmen; ‘Van Leven en Zegen “(bl. 85- 103) besluit het hoogst handelbaar boekje en is een groenende mei uitstekend op de keus uit Dr. Heye's letterkundigen oogst. Hij was ten ander meer dan een rijmelaar hij, die” Door het Woud “dichte,” Jan Maat’ floot en 't wel en 't wee van zijn volk zoo goed polste. Een bewonderenswaardig man die Dr. Heye, wiens poëzie zelve nog werkte als eene kuur voor oude suffers en zieke jongelingen en hun deed naar wandelstok grijpen, naar pijp en schaats, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
of naar 't roer van 't in Nederland zoo geliefkoosd vaartuig. Gezondeid, frissche luchtigheid, opgeruimdheid en blijmoedigheid waaien u hier frisch in 't gelaat als zoovele briesjes op den zeedijk.
F.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Algernon Charles Swinburne (1837 † April 1909). -Deze beroemde dichter en kunstcriticus was de zoon van wijlen den admiraal Swinburne en kleinzoon van John Swinburne, Mirabau's boezemvriend. Men. voelt in zijn werken een sprankel laaien van dien voorvader; Swinburne was republikein en sociaal, eene dubbele reden, waarom hij niet de opvolger werd van Tennyson als ‘poet laureate’, eene eer die overging op Austin, minder geniaal, doch meer gelikt en hebbende meer de eigenschappen van een hofpoeet met verlakte laarsjes. Swinburne's bijzonderste werken zijn: Queen Mother en Rosamund (1860) Atalante in Calydon (1865); Chastelard (1865); Poems and Ballads (1866); rond dit tijdstip begon Swinburne mede te werken aan de Fortnightly Review; William Blake is eene prachtige critische studie. Als criticus leverde hij nog: Essays and Studies (1875), eene bijdrage over Victor Hugo (1886), die, door eene andere over Shakespeare was voorafgegaan. Als lyrisch dichter liet hij zich vooral gelden in: Songs before Sunrise (1871). Zijn drama Chastelard schetste een tijdperk uit het leven van Maria Stuart en wordt meer geroemd dan opgevoerd. Swinburne was een overweldigend lyricus, een geestdriftig criticus en een edelmoedig denker, die de vrijheidshelden van Italië, Frankrijk en Rusland bezong in een echten roes van menschenmin en hunne schaduwzijden liefst uit het oog verloor om maar alleen te denken aan de Toekomst. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe Engelsche Romans (novels). -
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Aanbevolen Prijsboeken.
|