Onze Stam. Jaargang 1909

Gedicht.

1.

Een bloempje stond te geuren,
En blonk met al zijn kleuren
In 's hemels heldren gloed.
Een windje zoel en zoet
Deed 't bloempje zachtjes nijgen
Den Schepper tot een groet.

2.

Een meisje stond te droomen
Van aard zoo lief en zoet,
Waar 't bloempje, zonder schroomen,
Zich baadde in 's hemels gloed;
Stil deed ze 't hoofdje nijgen
Den Schepper tot een groet.

[p. 54]

3.

Het bloempje van den gaarde,
Het geurde toch zoo goed,
Een sieraad van dees aarde
Was 't meisje lief en zoet;
Een windje deed haar nijgen
Den Schepper tot een groet.

4.

Als 't bloempje met zijn geuren,
Als 't meisje lief en zoet,
Bewondrend zijne kleuren
Bevalt ge mijn gemoed,
Gij ook, gij moogt U nijgen,
Den Schepper tot een groet.

H. Schmidt.