| |
| |
| |
Boekbeoordeelingen.
Dr. Paul Fredericq: Geschiedenis der Vlaamsche Beweging. IVe Dl. van het de Hoonfonds, 364 bl.
Dit boek heeft veel van een kaleidoscoop en krijgt in zekere opzichten den vorm en de vermakelijkheid van een cinema. Het mag niet ontkend worden, 't is een volksboek. Dat is wellicht ook de reden, waarom S. zekere uitdrukkingen aanwendt, als ‘papenscholen’ en ‘antipaapschgezinde Walen’, die anders door een ernstigen historicus liefst zouden worden vermeden. Het vraagstuk der voertaal in het lager onderwijs wordt tamelijk vlug afgehandeld. Het paste wellicht, hier een woord te zeggen over Max Rooses en zijn Congresvoorstel, dat om redenen van opportuniteit werd verlaten, en vervangen door ons voorstel, zooals het gekomen is uit de beraadslagingen van den Vl. Volksraad, en waaraan de hh. Reinhard, wijlen Van Driessche en de ondergeteekende deel namen. Misschien zou het werk wel van zijn levendigheid verliezen, moest de Vl. Beweging bestudeerd worden niet alleen van een Gentsch, maar ook van een meer nationaal standpunt. Evenwel dient gezegd wat volgt: ja, er zijn steden, waar enkele jaren geleden, er nooit sprake was van Vl. Beweging en waar de dungezaaide flaminganten deden als de struisvogels; thans is daar meer waar te nemen dan het feit, dat Duitschers en Vlamingen in 1890 in den Löwenbraü broederlijk hebben gezongen en geklonken.
Over de Nederlandsche Kongressen verneemt men ook een en ander, ja, zelfs de deelname van den Weled. Heer Van Nispen tot Sevenaer!
Deze bemerkingen doen ons de verdiensten van 't werk niet over 't hoofd zien, want er zijn pittige bijzonderheden, als diegene wegens de candidatuur de Beucker, ook over den strijd van den moedigen Adolf Pauwels, die nu juist niet pluis zijn voor de bewarende partij, die LEEFT DOOR VLAANDEREN.
In het volgend deel, zullen wij denkelijk den afmattenden strijd kunnen nagaan over de Vlaamsche Hoogeschool. Dat hier de
| |
| |
stelsels Mac Leod, Fredericq en Deraedt flink en objectief zullen hoeven voorgesteld te worden, valt niet te betwijfelen. De portretten van de hh. voorstellers mogen den lezers niet onthouden worden, maar ze behooren liefst te staan op verschillende bladzijden en tamelijk vér van elkaar.
Nopens de ‘Vervlaamsching der Burgerwacht’ worde nog aangemerkt, dat Brugge niet het eerst Vlaamsche bevelen heeft gevraagd, maar dit is niemendal in vergelijking met wat er gestreden en zelfs geleden werd in Vlaanderen, voor de Vervlaamsching van het openbaar onderwijs.
F.V.
| |
‘Door het leven heen’. - Volkszangen, Sagen, Legenden, Zedenkundige Grondregels en Gedachten, Goudkorrels, Spreuken, enz. Door Em. Roelandts.
Het bevat ongeveer honderd vijf en twintig verschillende stuks door S. oorspronkelijk gedicht en tot nu toe onuitgegeven of bekend.
Godsdienst, Vaderland, Moedertaal, Onderwijs, Landbouw, Arbeid, Matigheid, Soldatenleven, enz. enz.
In een woord al wat het hedendaagsche leven raakt vindt er zijne plaats in. Degelijke Vlaamsche leute en boerte, klucht en verzet gaat er met het ernstige gepaard.
Nergens den flauwen zeever van minnen en vrijen en al diergelijken Franschen bluf, neen, maar kloek en gezond voedsel voor hart en geest, en daar waar wij den roskam eens moeten gebruiken, doen wij het met beradenheid, zonder iemand te kwetsen. Het wierookvat onder mijnen eigen neus steken kan ik niet. Ter aanbeveling, de beoordeeling mijns werks door groote mannen teroepen doe ik ook niet, koop mijn werk, lees en oordeel, aan UEd. de rechterschaal.
Beneden aan ieder bladzijde vindt men Goudkorrels, Sprokkeltjes, enz. zoo vertaald uit de oude Grieksche en Latijnsche moralisten, als door ons oorspronkelijk uitgedacht.
(Medegedeeld).
| |
| |
| |
1. Lessen van Aardrijkskunde in de Lagere School door Jacob Stinissen. Lage- en Middengraad. - Lier, Jos. Van In. - 2). Hooge Graad, idem.
Deze twee handboekjes onderscheiden zich van andere soortgelijke, daar zij door den schrijver in eene genietbare taal werden opgesteld, we bedoelen hiermeê in eenvoudige bewoordingen wat deel I betreft en in sierlijken stijl, wat deel II aangaat. Beide werken strooken met den geest en de letter van het ministerieel besluit van 1 Mei 1897. Het tweede deel is ook van aard om gebruikt te worden in de aanvangsklassen van middelbaren en normalen graad, des te meer, daar het uitmunt door practische voordeelen, als het meedeelen van kaarten, terwijl andere maar met behulp van atlassen kunnen worden gebezigd. S. heeft het aangename met het nuttige laten gepaard gaan, en meer dan één kernachtige versregel ingelascht, door knappe dichters aan eene of andere gouw of stad gewijd. Hoe het Meetjesland van de eerbiedwaardige Mevrouw Courtmans en den mannelijken Karel Boogaerd werd uit het oog verloren, komt ietwat zonderling voor. Maar deze boeken onderscheiden zich gunstig, zelfs van de meest uitvoerige handleiding des ervaren schoolmans Vermast, door de kaarten en de dichterlijke aanhalingen, en dit is voor den lageren graad vooral, waar het geldt, jonge mannen te vormen, eene niet te miskennen verdienste.
| |
Onder den titel ‘Le Mouvement littéraire du Pays Flamand’
heeft Oscar Van Hauwaert in sierlijk en kleurig Fransch, een opwekkend artikel geschreven over onze letterbeweging. De opmerking aangaande Streuvels' groote vordering is gegrond, en het is ook waar, dat de verreziende H. Teirlinck, die would be Anatole France, zich moet hoeden voor handelsliteratuur.
Wat de opvijzeling van ‘Vlaanderen's’ criticus betreft, schijnt S. te vergeten, dat Vermeylen's kracht ligt in hef feit, dat hij
| |
| |
poëtisch proza schrijft en geen echt proza. Nog een ander reden van den bijval van dezen essayist is te zoeken in de grondbeginselen, die hij verbloemt, zonder ze te noemen. Wanneer de waarheid bekend gemaakt wordt, valt zoo'n Tijdschrift, en thans lezen wij in ‘Kritiek en Taktiek’ (15 Augustus 1908), dat Vermeylen den flaminganten verweet, alleen te gewagen van koloniale taal en gerechtstaal, zonder het koloniaal vraagstuk of de beschuldiging te durven aanpakken. En deze twee punten staan voorwaar buiten de Vlaamsche Beweging.
F.V.
Onze medewerker, de heer Prof. W. de HOOG, heeft in eene afzonderlijke brochuur zijne studie over Franciscus Junius, eerst in zijn groot werk van Engelsche filologie voorhanden, opnieuw uitgegeven bij Revers, te Dordrecht. Dit schrift is vooral aanbevelingswaardig aan studenten in Germaansche taalwetenschap.
| |
Zeevisscherij. - Oprichten eener nieuwe Vischmijn, Visschershaven en Droogdok. - Voorstel van Mr Ch. Poitier. - Oostende, Groote Handelsdrukkerij A. Van Graefschepe, 21-25. 7 bl.
Schrijver en voorsteller treedt op voor het denkbeeld eener nieuwe vischmijn aan den oostkant van de haven. De hedendaagsche handelskwartieren zouden door dit voorstel niet beschadigd worden, maar vergoed door een druk verkeer en de aanwezigheid veler koopvaardijschepen en yachts. ‘Hier is plaats’ - op den oostkant nl. - ‘om 40, 50 ja zelfs meer stoomvisschersbooten te laten binnenvaren, hier kan een vischmijn van 7 hectaren aangelegd worden, hier kan drooge dok, uitbreiding van vischhandel, pakhuizen, sprotfabrieken, haringrookerijen, hier kan alles uitgebreid worden wat met den vischhandel in betrekking staat.’ Indien wij op deze brochuur wijzen, dan is het niet om hare taal- of letterkundige waarde, doch om de practische wenken, die erin vervat zijn, welke zouden kunnen ten goede komen aan de stoffelijke verbetering van ons volk.
| |
| |
| |
Liefdelist, spel in één bedrijf door Henri Hurard, vertaling van C. Van Cauwenberghe, aangenomen tot het genot der Staatspremie. Rousselare, A. Deraedt-Verhoye, Delaerestraat, 1908, 23 bl. Tooneelbibliotheek, Nr 27.
Jan Dewit is een aan jicht lijdend rentenier, die evenwel een aardig kind heeft bezorgd op 't bevolkingsregister. Zijn dochter dus, Wiesje met name, houdt meer van haren kozijn Leo, den losbandigen motorist Leo, dan van mijnheer Jeroom, die veel verstandiger is en zelfs.... aan vegetarisme doet. Om Leo te krijgen, doet Wiesje gelooven, dat Jeroom kans heeft aangenomen te worden, maar 't was enkel om Leo op te poken, die nu zijne liefdeverklaring verduidelijkt, met den uitslag, dat de jichtlijder eerst opspringt, maar, na geveinsde weigering, het jawoord van Wiesje ook tot het zijne maakt. 't Spelleken is vol leven, en daar alles om 't meisje draait, moet het bij de opvoering ongetwijfeld dapper worden toegejuicht.
F.V.
| |
Shelley (Percy Bysshe).
Alastor, of de geest der Eenzaamheid. Uit het Engelsch in Nederlandsche verzen overgezet door Dr. K.H. de Raaf. Met een voorrede van Willem Kloos.
Inhoud: Portret van Shelley. - Voorrede van Willem Kloos. Uit de ‘Biographicaland Critical Notes’ van Mary Wollastonecraft Shelley. - Shelley's voorrede van 14 December 1815. -Alastor. - Aanteekeningen. (10.1×13.7 c. M., 64 bladz. + 1. portret.) Prijs in geschept Hollandsch omslag f. 0,90; gebonden in rood marokko-leder f. 1,50. (November 1905.)
Deze Shelley-vertaling van Dr. de Raaf heeft zeer de aandacht getrokken. Willem Kloos uit, in de voorrede tot het boekje, zijn groote bewondering voor den Engelschen dichter wiens ‘invloed op het tot standkomen der beweging van '80 een groote en zeer heilzame is geweest.’ En de heer Kloos meent mede daarom, dat er ‘reden is om te juichen, nu er van Shelley's rijpe gedichten een verdienstelijke vertaling verscheen.’ ‘Want’ zegt onze dichter,’ het Hollandsche publiek, dat er toch niet zoo licht toe komt, om dien zoogenaamd-moeilijken
| |
| |
Shelley in het oorspronkelijke voor de oogen te nemen, zal nu in staat zijn, om uit het werk van een der wezenlijkste dichters aller tijden het verschil op de maken, dat er tusschen een vervaardiger van nuchter-droge of flauw-zoete rijmen, en een waarachtig-echten dichter bestaat.’ ‘Ja, het is goed, dat er een vertaling van Shelley is gekomen, een woordgetrouwe vertaling van zijn eerste eigenlijke gedicht.’
De beoordeelingen over de vertaling zijn vrijwel eensluidend gunstig. Het Vaderland 6/1/'06 verklaart dat zij ‘recht heeft op belangstelling,’ Nederland Jan. '06 zegt dat zij ‘in het weergeven der beteekenis vaak zeer gelukkig is.’ In De Amsterdammer van 28 Juli 1906 en volgend no. komen twee groote kritische opstellen voor onderteekend: Maurits Uyldert, waarin naast technische opmerkingen bijzondere waardering voor Dr. De Raaf: ‘Hij heeft, naar Shelley luisterende, zich Shelley's bedoelingen nauwkeurig voorgesteld, en in onze taal de woorden, de klanken gevonden die, wat Shelley's woorden voor den engelschman zijn, voor den hollander benaderen. En hij heeft onze taal uit de Engelsche lezende, een hollandsche versschoonheid uit de vreemde gepuurd en ons een gedicht geschonken, mooi van gang en geluid, dat onze letterkunde naar waarheid verrijkt.’
Is. Querido geeft in Het Algemeen Handelsblad van 10 Jan. 1906 een feuilleton waarin hij den lof zingt van de ‘wondere figuur die Shelley toch was!’ ‘Is er ooit wel na Shelley 'n zoo merkwaardig, universeel-voelend en denkend werker geweest als hij?’ ‘Dat de lezer nu Shelley tot zich neemt in dit gedicht. Allerlei fijne schoonheden zijn hier voor 't grijpen.’ Over het boekje zegt de heer De Meester in de N.R. Crt. van 18/2/-06: ‘Smakelijk ziet het er uit en met fijn overleg is het saamgesteld’.
Tusschen Dr. A.S. Kok en den dichter Willem Kloos ontspon zich over deze vertaling een belangwekkende polemiek die te vinden is in de Jaargangen 1906 van de Nederlandsche Spectator en De Nieuwe Gids. Door alle schrijvers over het boekje wordt met vreugde geconstateerd dat de arbeid van Dr de Raaf er toe moet bijdragen dat de groote dichter ‘van alle eeuwen’ in Nederland meer genoten zal worden.
|
|