Onze Stam. Jaargang 1908(1908)– [tijdschrift] Onze Stam– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ragnar Lodbrog's dood. D'Angelsakser verwon hem door overmacht - Hij wordt naar den slangentoren gebracht. Daar kruipen drie slangen, die niemand weêrstaat, Geen wapen, geen harnas, geen tegenspreuk baat. Eén slang, die met kaken van reuzensterkt U grijpt en met naaldscherpen angel bewerkt; Verslonden, de zwakke; verslonden, de held! En daarom noemt men die slang HET GELD. Een andere slang, die bijt noch steekt, Maar kronkelt, totdat z'u de beenderen breekt, Nog nooit heeft dat kronklen zijn doel gemist; - En daarom noemt men die slang DE LIST. De derde is een adder, die steekt noch bijt, Noch kronkelt, die sierlijk daar henen glijdt. Zij glijdt langs uw oogen, zij glijdt langs uw hart, Dan wordt het daarbinnen zoo kil en zoo zwart. Dan is daar geen hoop meer, geen liefde, geen God - En daarom noemt men die adder: SPOT. [pagina 255] [p. 255] ‘Geen nood, zoolang ik mijn harp nog sla!’ Sprak Ragnar - ze wierpen de harp hem na; En lachten: ‘Ei, sla ze, beroemde skald! Wie weet, hoe uw kunst de slangen bevalt!’ En hij vatte de harp, en hij speelde en hij zong - En 't was of betoovring de slangen bedwong. ‘Wij streden met zwaarden - Dat is voorbij! Wij, d'onvervaarden, Vol medelij Voor 't zwakke en kleine; Vol diep ontzag Voor 't hooge en reine, In onzen dag! ‘Wij streden met zwaarden - Wat is de roem, Dien wij vergaârden? Verwelkte bloem! Geen heldendaden Bejuicht men meer; Op andere paden Behaalt men eer! ‘Wij streden met zwaarden - 't Is nu de tijd Der meer bedaarden Vol schrandre vlijt. Geen roem bejagen Waar bloed aan kleeft, Maar enkel vragen, Wat voordeel geeft!’ [pagina 256] [p. 256] En Ragnar zweeg - hij was zwaar gewond; Vermoeidheid sloot hem den bleeken mond. Nog sloeg hij de harp met laatste kracht - Nog lagen de slangen in toovermacht. Maar de harpe zweeg - ook zijn hand was moê - En ze schoten vereenigd op hem toe. En ze kropen en drukten en staken om strijd, Als razend van honger, van haat... en van nijd. Ik sterf, maar ik STA! brengt hij heesch nog uit... Daar komt de kneep, die zijn gorgel sluit. Willem Zuidema. Vorige Volgende